2021, Article / Letter to editor (Occupational and Environmental Medicine, vol. 78, iss. A25, (2021))Abstract
Introduction Workplace health promotion (WHP) programs have shown to be effective in the reduction of body weight, increased psychological wellbeing and perceived health of employees. Despite the potential benefits for employees, participation rates of WHP programs are often low (10–64%).
Objectives To get more insight into reasons for (non)participation, the objective of this study was to identify the barriers and facilitators for participation in WHP programs from the employee perspective.
Methods Peer-to-peer interviewing, a method derived from citizen science, was used to actively involve the target group of employees. In total 14 employees working in the cleaning-, ICT- and facility- sector were trained to conduct interviews themselves with co-workers. All interviews were recorded and transcribed verbatim. The Consolidated Framework for Implementation Research (CFIR) was used to create an initial codebook, complemented with the constructs ‘interpersonal’ and ‘intrapersonal factors’ from the Social Ecological Model. Data were coded both deductively and inductively, and ranked by two researchers independently.
Results In total, 62 peer-to-peer interviews were conducted by the 14 peer-interviewers. Preliminary findings show that main barriers for participation in WHP interventions are a lack of knowledge about the programs and a negative attitude towards WHP (e.g. no belief that their employer can help them with improving their lifestyle). Facilitating factors identified were fit of the WHP activities to the employees’ needs and available (working) time to participate.
Conclusion Our findings on the main barriers and facilitators for participation in WHP according to employees may contribute to more successful implementation and higher participation rates in future WHP programs.
2012, Article / Letter to editor (The Cochrane Library, vol. 2012, iss. 10, (2012))In this systematic review we aim to measure the effects of occupational therapy interventions (provided directly by an occupational therapist or under the supervision of an occupational therapist) targeted at improving, restoring and maintaining independence in ADL (to include both self-care and leisure activities) among stroke survivors residing in long-term institutional care termed collectively as ’care homes’ (care homes, residential homes, nursing homes, aged-care facilities, long-term care institutions, and older peoples homes). As a secondary outcome we will also evaluate occupational therapy interventions aimed at reducing complications such as depression and low mood.
2020, Article / Letter to editor (Journal of Neurology, vol. 267, iss. 1, (2020), pp. 144-152)Our aim is to compare olfactory and gustatory function and food preferences of patients with Mild Cognitive Impairment (MCI) and Alzheimer's disease (AD) with controls. We included 22 patients with MCI, 30 patients with AD and 40 controls and assessed olfactory threshold, odor discrimination and odor identification (Sniffin' Sticks), gustatory functioning (Taste Strips), and food preferences (Macronutrient and Taste Preference Ranking Task). Linear regression analyses were used to study associations of five cognitive domains or AD biomarkers with olfactory functioning. Groups did not differ in olfactory threshold, gustatory function and food preferences. Patients with MCI and AD scored lower on odor discrimination and identification than controls. Poorer memory, but no other cognitive domain, was associated with poorer odor discrimination and odor identification, but not with odor threshold. No associations with AD biomarkers were found. In conclusion, patients with MCI and AD have poorer odor discrimination and identification ability than controls, but similar detection thresholds. This is likely a consequence of poorer memory rather than directly caused by AD pathology.
2010, Book (monograph) In de zorg- en hulpverlening ervaren professionals, patiënten/cliënten en naasten zo nu en dan gevoelens van machteloosheid of macht. Wanneer je je machtig of machteloos voelt, handel je daar naar. Bij het gevoel van machteloosheid om de juiste zorg te kunnen geven of ontvangen, of je macht te gebruiken spelen vaak normen en waarden mee die impliciet blijven, maar wel het handelen beïnvloeden. De auteurs beschrijven in dit boekje een casus en bespreken situaties hieruit van (on)macht vanuit de professional, patiënt/ cliënt en de naasten. Zij gebruiken een aangepaste versie van het model van Graste (2003) om na te gaan hoe patiënt/cliënt, zorgverlener en naaste met deze situaties omgingen, waardoor zij zich lieten leiden en hoe zij er mee om hadden kunnen gaan.
2016, Article / Letter to editor (Operations Research for Health Care, vol. 11, (2016), pp. 20-34)Abstract Scientific evidence on the impact of small-scale living facilities (SSLFs) on quality of life of nursing home clients remains scarce. In this study a simulation model is developed to examine the performance of SSLFs, in terms of meeting the time preferences of their residents. We model scheduled care using historical data and unscheduled care using a Poisson-Gamma mixture model. The model is used to explore the impact of a change in demand characteristics, duration of care delivery, travel time, allocation flexibility, shifts, number of clients and allocation policy. The results show that to further improve the performance, the focus should lie on: (1) increasing the allocation flexibility of care workers and the number of clients per SSLF, and (2) time dependent stang. Furthermore, this study shows that simulation is a useful tool for assessing and improving daily nursing home operations. The presented simulation model provides a basis for building a decision support tool for nursing home managers.
2014, External research report Maatschappelijke ontwikkelingen stellen scholen en leraren voor nieuwe uitdagingen. Het onderwijs
wordt geconfronteerd met de uitdaging om jongeren voor te bereiden op een snel veranderende
samenleving die nieuwe en hogere eisen aan deelname stelt dan voorheen. Ict-geletterdheid is de
onderlegger voor de competenties die de 21ste-eeuwse samenleving vraagt. Tegelijkertijd neemt de
diversiteit in het onderwijs steeds verder toe en wordt een beroep gedaan op het onderwijs om maatwerk
te realiseren in flexibele onderwijstrajecten. Inzet van ict is onmisbaar voor het bieden van het benodigde
maatwerk, maar blijft nog sterk onderbenut. Deze maatschappelijke en onderwijskundige ontwikkelingen
vragen om een andere organisatie van het onderwijs, een andere, complexere rol van de leraar en vragen
ook van leraren en hun opleiders andere competenties.
2014, External research report Maatschappelijke ontwikkelingen stellen scholen en leraren voor nieuwe uitdagingen. Het onderwijs wordt geconfronteerd met de uitdaging om jongeren voor te bereiden op een snel veranderende samenleving die nieuwe en hogere eisen aan deelname stelt dan voorheen. Ict-geletterdheid is de onderlegger voor de competenties die de 21ste-eeuwse samenleving vraagt. Tegelijkertijd neemt de diversiteit in het onderwijs steeds verder toe en wordt een beroep gedaan op het onderwijs om maatwerk te realiseren in flexibele onderwijstrajecten. Inzet van ict is onmisbaar voor het bieden van het benodigde maatwerk, maar blijft nog sterk onderbenut. Deze maatschappelijke en onderwijskundige ontwikkelingen vragen om een andere organisatie van het onderwijs, een andere, complexere rol van de leraar en vragen ook andere competenties van leraren en hun opleiders.
2015, External research report Veranderingen in de samenleving zoals mondialisering, globalisering en technologische ontwikkelingen
stellen andere, hogere eisen aan de toekomstige generatie (o.a. Ministerie van OCW, 2015; Onderwijsraad,
2014). Het onderwijs heeft tot taak leerlingen hierop voor te bereiden en hen toe te rusten met
21ste-eeuwse competenties. Ict-geletterdheid is één van deze competenties. Deze competentie is nodig
voor een leven lang leren. Dat wil zeggen, voor actief burgerschap, deelname aan het sociale verkeer en
inzetbaarheid op de arbeidsmarkt in een kennismaatschappij (European Commission, 2012).
Onderwijsorganisaties staan voor de uitdaging na te denken over de manier waarop het leren plaats
moet vinden in het licht van de 21ste eeuw. Ze zullen moeten inspelen op technologische ontwikkelingen
en de consequenties hiervan voor het onderwijs. Hierdoor zal een school continu bezig moeten zijn
met innovatie en ontwikkeling ten behoeve van de kwaliteit en actualiteit van onderwijzen en leren. De
schoolleider speelt hierin een cruciale rol (Fullan, 2001). Hij heeft een spilfunctie in het op gang brengen
en houden van schoolontwikkeling (Dinham, 2005; Fullan, 2003) en van het leren op alle niveaus in de
school (Andersen & Kruger, 2012). De schoolleider heeft namelijk zicht op specifieke schoolfactoren,
zoals teamsamenstelling en het onderwijsconcept, en kan schakelen tussen micro- en mesoniveau
(Tondeur, Van Keer, Van Braak, & Valcke, 2008). Uit onderzoek blijkt dat de kwaliteit van de schoolleider
de kwaliteit van de lessen sterk beïnvloedt (Robinson, Lloyd, & Rowe, 2008).
2010, Article / Letter to editor (TVZ : verpleegkunde in praktijk en wetenschap, vol. 2010, (2010), pp. 38-39)Verstoringen tijdens het uitvoeren van een taak hebben een negatieve invloed op het geheugen. Dit geldt ook voor medicatie klaarmaken en toedienen.
2012, Article / Letter to editor (Nederlands Tijdschrift voor Voeding & Diëtetiek, vol. 67, iss. 1, (2012), pp. 20-23)De Gezondheidsraad publiceerde eind 2011 het advies ‘Ondervoeding bij ouderen’. In dit artikel wordt een korte samenvatting van dat advies en diverse reacties hierop gegeven.
2011, Article / Letter to editor (Netwerk voor Lerarenopleidingen Natuurwetenschappen en Techniek, vol. 2011, (2011))Er kiezen te weinig jongeren en vooral te weinig meisjes voor een bètastudie en als een van de oorzaken wordt het gebrek aan aandacht daarvoor in het primair onderwijs genoemd (King, Shumow, & Lietz, 2001); leraren primair onderwijs ervaren een tekort aan natuurwetenschappelijke kennis en missen de specifieke interesse missen die nodig is om kinderen te inspireren en uit te dagen (Davies, 2003; Mulholland & Wallace, 2005; Roychoudhury, Tippins, & Nichols, 1995). Het Platform Bèta Techniek heeft als onderdeel van de oplossing van het tekortenprobleem het programma Verbreding Techniek in het Basisonderwijs -Professionalisering geïnitieerd met als belangrijkste doel: door scholing van (toekomstige) leraren meer aandacht voor wetenschap en techniek in het basisonderwijs. Geschoolde leraren zullen op hun beurt het enthousiasme bij kinderen vergroten. Aandacht voor sekseverschillen is daarbij een belangrijk thema maar het is nog de vraag of er voldoende kennis is over de wijze waarop dat zou moeten. In de literatuur is gezocht naar knelpunten en aanknopingspunten voor gender-inclusief (professionaliseren voor) onderwijs in wetenschap en techniek.
2011, Part of book or chapter of book (, pp. 77-86)Studenten hebben vaak moeite met het aspect onderzoek. Binnenkort verschijnt er een boek waarin studenten een handreiking gegeven wordt waarmee ze gestructureerd onderzoek kunnen opzetten. In dit artikel worden de verschillende van dit te verschijnen boek nader uitgelegd.
2008, Article / Letter to editor (Onderwijsinnovatie, vol. 10, iss. 2, (2008), pp. 10-13)Met de komst van lecoraten zijn hogescholen zich ook gaan richten op ‘toegepast onderzoek’. Maar past dat wel in het hbo? En zo ja, hoe implementeer je dat? Dit artikel beschrijft hoe binnen de HAN de competentie ‘Onderzoek doen’ hogeschoolbreed is ingekaderd.
2011, Article / Letter to editor (Supervisie en Coaching, vol. 28, iss. 1, (2011), pp. 39-41)Een van de speerpunten van de Landelijke Vereniging voor Supervisie en Coaching (lvsc) is onderzoek en kennisontwikkeling met betrekking tot coaching en supervisie, en daartoe is een Commissie Kennis en Onderzoek in het leven geroepen. Op initiatief van deze commissie werd op 29 november 2010 in Utrecht met vijftien deelnemers en onder voorzitterschap van Mieke Voogd een kennisbijeenkomst gehouden over onderzoek naar supervisie en coaching. De bedoeling daarvan was drieledig: a bevindingen uitwisselen, b de basis leggen voor een kennisnetwerk, en c komen tot uitgangspunten en inhouden van een agenda voor onderzoek van coaching en supervisie. De discussie werd voorafgegaan door inleidingen van achtereenvolgens Alexander Waringa en Louis van Kessel.
2011, Article / Letter to editor (Sociale Psychiatrie, vol. 30, iss. 97, (2011), pp. 15-20)Onderzoek in het sociaal-psychiatrische werkveld vindt de laatste jaren maar beperkt plaats in Nederland. Er wordt weliswaar onderzoek gedaan naar in het buitenland ontwikkelde programmas, zoals ACT (Assertive Community Treatment), IRB (Integrale Rehabilitatie Benadering), IPS (Individual Placement & Support) e.d., maar dit betreft eigenlijk al ver doorontwikkelde methodieken met een specifieke focus. In de doorsnee sociaal-psychiatrische praktijk wordt meestal niet zulke specifieke en evidence-based zorg en behandeling geboden aan mensen met ernstige en langdurige psychiatrische problematiek in combinatie met allerlei psychosociale problemen. Juist in die praktijk zijn veel sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen werkzaam, waarvan we op onderzoeksgebied weinig horen.
2008, Article / Letter to editor (Thema: Tijdschrift voor Hoger Onderwijs en Management, vol. 15, iss. 1, (2008), pp. 56-61)Onderzoek in het hoger beroepsonderwijs krijgt zowel in de media als binnen de opleidingen zelf steeds meer aandacht. En hoewel we er eigenlijk niet meer omheen kunnen, zijn er op de opleidingen nog veel tegenstanders. De tegenzin lijkt vooral gevoed door de overtuiging dat onderzoek binnen het hbo niet haalbaar en nodig is, en door onduidelijkheid over het hoe dat onderzoek er dan uitziet. ‘Hogescholen moeten geen universiteit willen spelen’, zo wordt gezegd. Vooral dat laatste maakt duidelijk dat onderzoek binnen het hoger beroepsonderwijs nog geen opzichzelfstaand gegeven is, nog geen eigen identiteit heeft. Aan het identificeren van het onderzoek in het hoger beroepsonderwijs willen we een bijdrage leveren. Niet om het af te bakenen of een bepaalde richting uit te sturen, maar om de beroepsbeoefenaren in het hbo handvatten te geven bij het nadenken over en doen van onderzoek. Dit artikel gaat over onderzoek in het hbo waarbij we vanwege de vertrouwdheid daarmee de lerarenopleiding primair onderwijs als case nemen. Achtereenvolgens wordt beschreven waarom onderzoek in het hbo en op de lerarenopleiding nodig is, hoe dat onderzoek omschreven kan worden en eruitziet en tot slot gaan we in op de winst voor studenten, de opleiding en beroepspraktijk.
2013, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, vol. 32, iss. 1-2, (2013), pp. 3-15)In dit themanummer komt een aantal artikelen aan de orde over de integratie van onderzoek in het hbo-onderwijsprogramma. Deze inleiding schetst een kader van internationale ontwikkelingen waarin deze hbo-artikelen kunnen worden geplaatst. In de eerste paragraaf wordt de ontwikkeling van het hbo van een onderwijs- naar een kennisinstelling geplaatst in een internationale trend waarin instellingen van hoger onderwijs wordt gevraagd onderzoek nauwer te relateren met onderwijs. Het gaat ons hierbij om vormgeving, implementatie en evaluatie van onderwijs voor de hbo-studenten, de aankomende professionals, die de competenties voor onderzoek moeten gaan verwerven en toepassen. Deze onderwerpen vallen internationaal onder de noemer van ‘teaching-research nexus’, waarvan in de tweede paragraaf een historische karakteristiek wordt gegeven. In de derde paragraaf wordt, gegeven de focus van onderwijsvormgeving, -implementatie, en -evaluatie, de internationale literatuur over ‘teaching-research nexus’ geordend aan de hand van doelen en doelgroep, vormgeving, en leereffecten van onderzoeksonderwijs. Bij de vormgeving van het onderzoeksonderwijs komen in het bijzonder de volgende onderwerpen aan de orde: het individueel en organisatieniveau, curriculumvormgeving en -implementatie gegeven de visie op onderzoek en onderwijs, ‘scholarship’ van de docent in relatie tot het leren van studenten, en de rol van de discipline. Ten slotte worden in de vierde paragraaf de verschillende artikelen van dit themanummer geplaatst in het geschetste internationale kader.
2012, Part of book or chapter of book (, pp. 104-112)Dementie is een verzamelnaam voor verschillende hersenziekten, die gekenmerkt worden door stoornissen in cognitie, stemming en gedrag (1). Dementie heeft daarmee verregaande consequenties voor de kwaliteit van leven van de persoon met dementie en zijn of haar omgeving. Met de toenemende vergrijzing in Nederland groeit ook het aantal mensen met dementie in hoog tempo. Er zijn nu al meer dan 200.000 mensen met dementie en verwacht wordt dat dit aantal in 2050 gestegen is tot 500.000 (2). De meeste mensen met dementie worden thuis verzorgd. Wanneer dat echter niet meer mogelijk is - meestal vanwege uitputting van de mantelzorger, volgt een opname in een verpleeghuis. In Nederland zijn momenteel zo’n 350 verpleeghuizen. Dat zijn er bij lange na niet genoeg om de komende decennia alle mensen met dementie een plaats te kunnen bieden. De Gezondheidsraad heeft berekend dat er tot 2050 elk jaar zes verpleeghuizen moeten worden gebouwd om deze toename het hoofd te kunnen bieden (2).
2010, Article / Letter to editor (Journal of Social Intervention : Theory and Practice, vol. 19, iss. 4, (2010), pp. 123-128)Hoe goed slaagt de intersectorale zorg voor jeugd er in om het gewone leven van cliënten te helpen herstellen? Om de motor van de positieve ontwikkeling weer op gang te helpen brengen in het leven van ouders en jeugdigen (0–23) die om hulp vragen, omdat ze ontwikkelings- en opvoedingsbelemmeringen ervaren? En welke factoren dragen daartoe bij? Het antwoord op die vraag moet zijn dat die factoren samen een even grote als bonte familie vormen, waarvan we sommige leden eigenlijk nog moeten leren kennen. De komende jaren wordt daarom grote inzet gevraagd van alle partijen die een rol spelen in de jeugdzorg, om meer zicht te krijgen op de hele werkzame factoren-familie, en zo door aandacht voor diversiteit de effectiviteit van de zorg voor jeugd te vergroten. Ieder zal daarvoor uit zijn of haar comfort zone moeten komen. Dat geldt voor professionals, maar net zo voor instellingen, koepels, opleidingen, financiers, onderzoekers en beleidsmakers.
2012, Part of book or chapter of book (, pp. 69-80)Deze bijdrage geeft een korte tussenstand van een promotieonderzoek naar veldwerk aardrijkskunde in het vmbo. Na een beknopte bespreking van belangrijke literatuur over veldwerk worden enkele resultaten van een vragenlijst over veldwerk onder aardrijkskundedocenten gepresenteerd. De focus ligt echter op een van de eerste stappen van een ontwerponderzoek waarbij samen met vmbo docenten aardrijkskunde getracht is veldwerk zo op te zetten dat er meer diepgang in het leren van leerlingen plaats vindt.
2014, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Lerarenopleiders, vol. 35, iss. 1, (2014), pp. 71-84)Praktijkgericht onderzoek uitgevoerd door leraren en docenten speelt een steeds belangrijkere rol binnen het onderwijs, onder andere als instrument voor professionele ontwikkeling en onderwijsontwikkeling. De verwachting is dat het leren doen van praktijkgericht onderzoek ervoor kan zorgen dat leraren en docenten onderzoek kunnen inzetten als professionele leerstrategie in hun dagelijkse praktijk om te blijven leren en als basis voor hun handelen in de klas. Er zijn echter aanwijzingen dat het leraren en docenten niet lukt om dat wat ze geleerd hebben over onderzoek doen vanzelfsprekend in te zetten in hun dagelijkse praktijk. In deze studie hebben we onderzocht wat onderzoekend handelen in de praktijk van leraren en docenten zou kunnen zijn en hoe praktijkgerichte onderzoeksprojecten een bijdrage kunnen leveren aan dit onderzoekend handelen in het onderwijs. De belangrijkste uitkomst is dat specifieke aandacht voor dagelijks onderzoekend handelen tijdens professionalisering- en opleidingstrajecten van belang is voor leraren en docenten om praktijkonderzoek bewust in te kunnen zetten als strategie in hun dagelijks handelen.
2016, Article / Letter to editor (Opleiding en Ontwikkeling, vol. 2016, iss. 1, (2016), pp. 18-21)Je hebt complexe IT-systemen nodig om alle big data te analyseren.’ ‘Learning analytics is alleen interessant voor grote, internationale organisaties.’ De realiteit? Doorgaans kun je direct al beginnen, door je nieuwsgierigheid te volgen en te werken met gegevens die al voorhanden zijn
2016, Article / Letter to editor (O&O - Opleiding en ontwikkeling, vol. 2016, iss. 2, (2016), pp. 12-16)In de reeks Online leren en werken belichten we de wijze waarop de leerpraktijk van professionals verandert door sociaal technologische invloeden. Een van die veranderingen is leren in verbinding met anderen. Een MOOC is een leerinterventie die dit type leren expliciet ondersteunt.
2016, Article / Letter to editor (JMIR Research Protocols, vol. 5, iss. 1, (2016))Background: The care for children with a chronic kidney disease (CKD) is complex. Parents of these children may experience high levels of stress in managing their child's disease, potentially leading to negative effects on their child's health outcomes. Although the experienced problems are well known, adequate (online) support for these parents is lacking. Objective: The objective of the study is to describe the systematic development of an online support program for parents of children with CKD, and how this program will be evaluated. Methods: Intervention Mapping (IM) was used for the development of the program. After conducting a needs assessment, defining program objectives, searching for theories, and selecting practical applications, the online program e-Powered Parents was developed. e-Powered Parents consist of three parts: (1) an informative part with information about CKD and treatments, (2) an interactive part where parents can communicate with other parents and health care professionals by chat, private messages, and a forum, and (3) a training platform consisting of four modules: Managing stress, Setting limits, Communication, and Coping with emotions. In a feasibility study, the potential effectiveness and effect size of e-Powered Parents will be evaluated using an explorative randomized controlled trial with parents of 120 families. The outcomes will be the child's quality of life, parental stress and fatigue, self-efficacy in the communication with health care professionals, and family management. A process evaluation will provide insight in parents' experiences, including their experienced level of support. Results: Study results are expected to be published in the summer of 2016. Conclusions: Although the development of e-Powered Parents using IM was time-consuming, IM has been a useful protocol. IM provided us with a systematic framework for structuring the development process. The participatory planning group was valuable as well; knowledge, experiences, and visions were shared, ensuring us that parents and health care professionals support the program.
2015, Article / Letter to editor (JMIR Research Protocols, vol. 4, iss. 4, (2015))Background: Every day rheumatoid arthritis (RA) patients make many decisions about managing their disease. An online, computer-tailored, self-management program can support this decision making, but development of such a program requires the active participation of patients. Objective: To develop an online, computer-tailored, self-management program integrated with the nursing care, as nurses have an important role in supporting self-management behavior. Methods: The intervention mapping framework was used to develop the program. Development was a multistep process: (1) needs assessment; (2) developing program and change objectives in a matrix; (3) selecting theory-based intervention methods and practical application strategies; (4) producing program components; (5) planning and adoption, implementation, and sustainability; and (6) planning for evaluation. Results: After conducting the needs assessment (step 1), nine health-related problems were identified: (1) balancing rest and activity, (2) setting boundaries, (3) asking for help and support, (4) use of medicines, (5) communicating with health professionals, (6) use of assistive devices, (7) performing physical exercises, (8) coping with worries, and (9) coping with RA. After defining performance and change objectives (step 2), we identified a number of methods which could be used to achieve them (step 3), such as provision of general information about health-related behavior, self-monitoring of behavior, persuasive communication, modeling, and self-persuasion and tailoring. We described and operationalized these methods in texts, videos, exercises, and a medication intake schedule. The resulting program (step 4) consisted of an introduction module and nine modules dealing with health-related problems. The content of these modules is tailored to the user's self-efficacy, and patients can use the online program as often as they want, working through a module or modules at their own speed. After implementation (step 5), the program will be evaluated in a two-center pilot trial involving 200 RA patients. Log-in data and qualitative interviews will used for a process evaluation. Conclusions: The intervention mapping framework was used to guide development of an online computer-tailored self-management program via a process which could serve as a model for the development of other interventions. A pilot randomized controlled trial (RCT) will provide insight into the important outcome measures in preparation for a larger RCT. The process evaluation will provide insight into how RA patients use the program and the attrition rate.
2016, Article / Letter to editor (iss. 4, (2016), pp. 10-13)De opleiding Bedrijfskunde van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) is vorig jaar gestart met het innovatieprogramma ‘Ontdek het beroep. Leren in 3 werelden’. Dit programma, kortweg ‘3 W-leren’, richt zich op de samensmelting van beroepspraktijk, toegepast onderzoek en onderwijs. De focus daarbij is identiteitsontwikkeling en de ontwikkeling van een beroepsgerelateerde kennisbasis, gesteund door werk- en leeromgevingen.
2011, Part of book or chapter of book (, pp. 39-50)Praktijkgericht onderzoek krijgt meer en meer aandacht binnen het hbo. Maar wat moeten hbo-studenten kennen en kunnen op het gebied van onderzoek doen? En hoe kan dat in het onderwijs worden geborgd? In het licht van dit vraagstuk is binnen de Faculteit Economie en Management van de HAN besloten om in alle bacheloropleidingen een leerlijn onderzoek doen op te nemen. In deze bijdrage staat beschreven waarop het ontwerp voor de faculteitsbrede leerlijn is gebaseerd en hoe de implementatie in de praktijk tot nu toe verloopt.