2009, Article / Letter to editor (Studies in Continuing Education, vol. 31, iss. 1, (2009), pp. 61-76)Formal diplomas and certificates have been accepted as proof that students may receive exemption for parts of their educational programme. Nowadays, though, it is socially desirable that informal and non-formal learning experiences are also recognised. Assessment of prior learning (APL) addresses this issue. In APL, the candidates knowledge, skills or competences required in informal and non-formal learning are measured against a standard to determine whether they match the learning objectives. Although APL is frequently used in workplaces and vocational education, it is practised less in universities, and research is lacking in this context. This study aims to evaluate the first APL procedure in an academic computer science programme, and an adjusted APL procedure in an educational science masters programme. This is done from the perspective of the APL candidates, tutors and assessors, using the theoretical framework by Baartman et al. (2006). The computer science participants comprised 23 candidates from a police software company, four tutors and four assessors. From educational science, nine candidates, two tutors and two assessors participated. The results show that the APL procedure in educational science is viewed significantly more positively than that in computer science; further, the computer science assessors differ considerably from the other participants in their perceptions relating to the quality criterion ‘cognitive complexity’. Explanations for the difference between the two programmes are discussed in this article and assessor and tutor training highly recommended.
2012, Article / Letter to editor (Muscle and Nerve, vol. 46, iss. 1, (2012), pp. 31-37)The purpose of this study was to assess the feasibility of quantitative muscle ultrasound (QMUS) to visualize oral muscles and to establish normative data for muscle thickness and echo intensity of submental and tongue muscles in healthy children and young adults. The data were compared with those of 5 patients with Duchenne muscular dystrophy (DMD). Ultrasound images from the suprahyoid region and from the surface of the tongue were made in 53 healthy subjects aged 5 to 30 years. All measurements were feasible in all subjects and patients with good reproducibility except for the mylohyoid muscle. Muscle thickness depended on height, and echo intensity depended on weight. Our findings suggest gradual involvement of oral muscles in DMD. QMUS in oral muscles is feasible in healthy children, adults and patients with DMD. These data show that it is possible to differentiate between healthy persons and patients with DMD.
2015, Article / Letter to editor (Thema uitgave open en online onderwijs, vol. januari 20, iss. 5, (2015), pp. 14-20)Deze quickscan open textbooks is uitgevoerd in opdracht van SURFnet ter voorbereiding van het seminar over open textbooks op 26 november 2015. Het is nadrukkelijk een quickscan, de beschikbare tijd om literatuur te verzamelen en te beoordelen rond open textbooks was begrensd. Deze quickscan heeft als onderzoeksvraag: “Wat zijn de, in het bijzonder onderwijskundige, ervaren voordelen van open textbooks en wat zijn de bijbehorende condities?” Eerst wordt stilgestaan bij de vraag wat open textbooks zijn. Daarna worden voordelen van open textbooks, zoals in de literatuur gevonden, toegelicht. Vervolgens worden didactische voordelen en nadelen van open textbooks besproken. Voor het tweede deel van de onderzoeksvraag “wat zijn de bijbehorende condities?”, is gekeken naar aandachtspunten die genoemd worden in de literatuur met betrekking tot de ontwikkeling, adoptie en het stimuleren van het gebruik van open textbooks.
2016, Article in monograph or in proceedings (Vervoerslogistieke werkdagen, pp. 97-124)Goederentransport draagt veel bij aan onze welvaart, maar anderzijds ook aan files, milieubelasting en een vol straatbeeld. Een aanzienlijk deel van dit transport is bouwgerelateerd, zowel binnen als buiten de stad. De Radboud Universiteit en het Radboud UMC zullen de komende jaren flink vernieuwd en verbouwd worden. Zij willen graag slimme bouw logistieke concepten toepassen om de hinder en milieulast te beperken, de veiligheid te verhogen, terwijl tegelijk de (logistieke) kosten worden verlaagd. Dit artikel beschrijft een onderzoek van het KennisDC logistiek Gelderland van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen naar deze slimme bouw logistieke concepten. Hierbij is antwoord gegeven op de vraag: “welke lessen uit bouwlogistiek zijn mogelijk toepasbaar op de sloop- en bouwwerkzaamheden bij het Radboud?”. Er is gebleken dat gezien de beperkte ruimte op de bouwplaats en de drukke locatie in de stad, de vele bezoekers, de vereiste bereikbaarheid (zeker ook voor de ambulance) een combinatie van concepten het meest effectief is. Hierbij staat de bouwhub centraal aangezien deze de meeste voordelen biedt en toepassingen van de andere concepten mogelijk maakt.
2010, Article in monograph or in proceedings (Theoretical and Practical Issues in Transport, pp. 106-112)One way to reduce the fuel consumption to payload ratio of heavy vehicle combinations is to reduce the empty trailer weight. This requires an understanding of the vehicle structure, assembly techniques and production process, and of special materials (e.g. high strength steel) with emphasis on strength and fatigue. But in all cases, one needs to have realistic design loads available. This paper describes an approach to determine these loads as a first step in the process. For this purpose, tractor-semitrailer combinations have been tested under normal operational conditions, for a longer period, under monitoring of a large number of measurement data. These data have been transferred into dynamic loading data in terms of forces at each separate wheel and at the king-pin in vertical, lateral and longitudinal direction. The experience with several trailers has resulted in a cost-effective testing procedure, which also allows the assessment of representative loading cycles.
2011, Book review (vol. 28, (2011), pp. 146-148)De traditionele visie op ‘wellness’ gaat uit van de individuele dimensie van welzijn. Siebens en Van Den Berghe leggen in hun boek een verband met voeding, want dat is waar lichaam en geest op bouwen. Volgens de auteurs heeft coaching van welzijn daarom te maken met voedingscoaching. In een gezonde gastronomie, met zowel aandacht voor hoogstaande voeding als ruimte voor sociaal contact, zien zij een belangrijke bijdrage zijn tot welzijn. Hoewel welzijn een individuele zaak is, is er toch ook steeds een duidelijke organisatorische dimensie. Zo kan stress ook het resultaat zijn van de wijze waarop een organisatie functioneert en wordt geleid, en bepleiten de auteurs een duurzame aanpak waarin ook altijd aandacht moet worden geschonken aan management en organisatie. Kortom, in de wereld van coaching stellen de auteurs een aanpak voor die nieuw is en daardoor nieuwsgierig maakt naar de methodische uitwerking ervan
2011, Book review (vol. 28, (2011), pp. 211-213)Coaching als begeleidingsvorm heeft de afgelopen tien jaar een grote vlucht genomen. Het coachingsmethodenboek onder redactie van Susan van Ass tracht de methodische aspecten van het brede en groeiende vakgebied in kaart te brengen met een compact overzicht van maar liefst 51 traditionele en nieuwere coachingsmethoden. Het boek is vooral bedoeld als naslagwerk en om ideeën op te doen, opdat coaches in korte tijd hun blikveld kunnen vergroten. Ook aankomende coachees kunnen wat aan het boek hebben, in hun zoektocht naar een vorm van coaching die bij hen past en naar een methode waarin zij zich kunnen vinden. Een derde doelgroep bestaat uithr-functionarissen, leidinggeven en andere verwijzers die baat hebben bij een dergelijk overzicht. Een vierde doelgroep wordt gevormd door de opleidingen, die met het boek een prima inleiding zouden hebben om in het vakgebied van coaching te kunnen fungeren (p. 10).
2011, Book review (vol. 28, (2011), pp. 209-211)Hoe komt het dat het zo moeilijk is om ongezonde gewoonten te veranderen? Waar ligt het aan dat zoveel mensen blijvend kampen met psychische en relationele problemen? In Het gelaagde brein probeert Martin Appelo antwoord te geven op de vraag welke consequenties kennis over onze hersenen heeft voor het werken aan gedragsverandering. Het boek biedt een stappenplan voor reflectie en discipline, waarmee op nuchtere wijze de balans opgemaakt kan worden en vervolgens besloten kan worden om gedrag al dan niet te veranderen. Het boek is vooral bedoeld als zelfhulpboek, maar is ook gericht op hulpverleners die kortdurend werken of eens een andere invulling aan de therapie willen geven.
2010, Book review ((2010))In de begeleidingswereld worden volop kaartspelen van allerlei soort en met allerlei oogmerken aangeboden. Het lijkt welhaast een hype, met positieve en negatieve kanten. Het verhaal van de held (bestaande uit een boekje en veertig kaarten) biedt een werkwijze aan coaches om hun klanten op weg te helpen naar succes bij vragen over carrière en loopbaan, persoonlijke ontwikkeling, functioneren in het werk en de balans tussen werk- en privéleven. Met de beeldtaal van de veertig jungiaanse archetypen kan in coachgesprekken creatief te werk worden gegaan. Door de vele nuances en het aanboren van het onbewuste denken, heeft de gecoachte grote kans door het ‘toeval’ echt nieuwe wegen te vinden en los te komen uit diens comfortabele denkwereld. Het is volgens de auteurs vooral een handig hulpmiddel voor adviseurs, trainers, leidinggevenden, intervisiebegeleiders, hr-professionals en (vooral) allerlei soorten coaches die werken met ‘aardse’ en rationele mensen.
2010, Book review (vol. 28, (2010), pp. 97-99)Uitgangspunt van Psychologie van de levenskunst is dat het een kunst is om het leed van het leven te accepteren en daarbij aandacht te hebben voor het positieve. Spijt, mislukking en verlies hoeven niet te
betekenen dat de kwaliteit van leven achteruitgaat. Met deze leidende gedachte is het boek bedoeld als
tegengeluid bij twee gangbare stromingen binnen de psychologie die beide beogen negatieve ervaringen
onder controle te brengen. Aan de negatieve kant zijn er psychologen die zich bezighouden met het oplossen van negatieve aspecten van het menselijk functioneren, zoals depressie en angst. Daarop volgde de ‘positieve psychologie’ die zich richt op het bevorderen van welzijn en geluk, waarbij het negatieve nadrukkelijk wordt vermeden. In Psychologie van de levenskunst wordt een derde weg verkend:
die van de levenskunst. Het is geen omvattend handboek, maar biedt een beredeneerd perspectief dat zoveel mogelijk wetenschappelijk is onderbouwd.
2010, Book review (Stedebouw en Ruimtelijke Ordening, vol. 2010, (2010), pp. 22-25)Like the Great Depression and the Long Depression before it, experts have viewed prolonged economic downturns as crises. In The Great Reset , bestselling author Richard Florida argues that we should instead see the recent recession as an opportunity to create entirely new ways of working and living - and new economic practices that are more sustainable than current systems. Studying successful examples from the past, Florida surmises that for a reset to work, it must move beyond the limited realm of companies, business models, innovations, even public policies. It must be a rethinking of our very way of life in which we recreate and redefine the geography of capitalism. Combining academic research, real life vignettes, and historical examples, Florida identifies the four major pillars of the reset, explaining how each will lead to transformation, opportunity, and new prosperity, including: flexible housing; new and faster public transportation; more affordable consumption bundles such as food and energy; and, new jobs, industries, and sources of innovation. Going beyond economics and social geography, The Great Reset provides a new framework for understanding the roots of new growth, details the essential actions for recovery; shows the often-overlooked importance of place; and, paints a picture of what our new lives could soon look like.
2010, Book review (vol. 28, (2010), pp. 145-146)In Wat als mijn cliënt een ui is! spreken Rudy Vandamme en Jikke de Ruiter lezers aan op hun gebruik van metaforen als ze bezig zijn met coachen. Metaforen verruimen het denken en perken het tegelijkertijd in, voor zover door de keuze van een metafoor een richting wordt uitgezet voor denken en handelen. Is die metafoor een bewuste keuze, op basis van een levensvisie? Of wordt aangesloten bij trends en modieus taalgebruik zoals nu eenmaal gebruikt wordt in de psychosociale en spirituele hulpverlening? Worden clichés gebruikt of is kritisch nagedacht over metafoorkeuze?
2010, Book review (vol. 28, (2010), pp. 45-48)Denkadviseren is niet de zoveelste variant van organisatieadvisering, maar een wezenlijk andere benadering van adviseren, begeleiden en coachen. De denkadviseur is niet de inhoudsdeskundige die een oplossing weet of bedenkt, zoals organisatieadviseurs dat doen. In plaats daarvan stimuleert de denkadviseur vanuit een gastvaardige, belangeloze, ondeskundig verwonderde, zoekende, mijmerende en aandachtige maar soms ook laconieke houding de adviesvrager om diens denken te ‘ontstroeven’ en (weer) regisseur te laten zijn van diens eigen denken en gemoedstoestand. Door het veranderen van vanzelfsprekend bestaande interpretaties van en gedachten over de werkelijkheid, en door ideaalbeelden kritisch tegen het licht te houden, maakt de adviesvrager als het ware zelf de oplossing van diens probleem. Dit wordt mogelijk door het ontstaan van denkruimte waarin nieuwe waarnemingen, belevingen, interpretaties en waarderingen mogelijk, aantrekkelijk en acceptabel worden.
2013, Part of book or chapter of book (, pp. 113-122)Purpose: The article shows the relevance of an insider’s perspective on workers in the cleaning industry (cleaners). It explains how the ways in which cleaners create meaning in their work can be explored. These findings help to create added value for FM. Theory: Organisational theory describes a paradigm shift towards positivity. This shift implies an insider’s perspective. Self-determination theory and the theory of lived spirituality help to understand this reconstruction of the image of the cleaner. Method: Literature review. The findings lead to the conclusion that qualitative research contributes to the create added value. Findings: In the cleaning industry the focus on Taylor’s organising imperatives is no longer desirable. The industry lacks flexibility and risks crossing moral borders. Focus on meaning in work may contribute to better performance and help the industry adapt to new trends like flexible workspaces, hospitality and sustainability. Originality: The focus on cleaners and the use of self-determination theory and spirituality theory.
2021, Article / Letter to editor (BMC Musculoskeletal Disorders, vol. 22, iss. 1, (2021), pp. 179)BACKGROUND: Recovery trajectories differ between individual patients and it is hypothesizes that they can be used to predict if an individual patient is likely to recover earlier or later. Primary aim of this study was to determine if it is possible to identify recovery trajectories for physical functioning and pain during the first six weeks in patients after TKA. Secondary aim was to explore the association of these trajectories with one-year outcomes. METHODS: Prospective cohort study of 218 patients with the following measurement time points: preoperative, and at three days, two weeks, six weeks, and one year post-surgery (no missings). Outcome measures were performance-based physical functioning (Timed Up and Go [TUG]), self-reported physical functioning (Knee injury and Osteoarthritis Outcome Score-Activities of Daily Living [KOOS-ADL]), and pain (Visual Analogue Scale [VAS]). Latent Class Analysis was used to distinguish classes based on recovery trajectories over the first six weeks postoperatively. Multivariable regression analyses were used to identify associations between classes and one year outcomes. RESULTS: TUG showed three classes: "gain group" (n = 203), "moderate gain group" (n = 8) and "slow gain group" (n = 7), KOOS showed two classes: "gain group" (n = 86) and "moderate gain group" (n = 132), and VAS-pain three classes: "no/very little pain" (n = 151), "normal decrease of pain" (n = 48) and "sustained pain" (n = 19). The" low gain group" scored 3.31 [95% CI 1.52, 5.09] seconds less on the TUG than the "moderate gain group" and the KOOS "gain group" scored 11.97 [95% CI 8.62, 15.33] points better than the "moderate gain group" after one year. Patients who had an early trajectory of "sustained pain" had less chance to become free of pain at one year than those who reported "no or little pain" (odds ratio 0.11 [95% CI 0.03,0.42]. CONCLUSION: The findings of this study indicate that different recovery trajectories can be detected. These recovery trajectories can distinguish outcome after one year.
2017, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Psychiatrie, vol. 59, iss. april, (2017), pp. 242-244)In het recent verschenen rapport over de bekostiging van de curatieve ggz concludeert de Algemene Rekenkamer (2017): ‘informatie die met rom [routine outcome monitoring] wordt verkregen, heeft beperkingen en is van onvoldoende kwaliteit om te dienen als sturingsinformatie bij de zorginkoop’ (p. 14). Dit rapport is door een groep psychiaters en psychologen aangegrepen om de petitie ‘Stop benchmark met rom ’ (www.stoprom.com) in het leven te roepen, die inmiddels door ruim 6000 mensen getekend is. In dit artikel reageren wij op deze petitie. Wij onderschrijven dat rom geen basis mag zijn voor zorginkoop, maar vinden dat rom en benchmarking van grote waarde kunnen zijn voor het verbeteren van de kwaliteit van de behandeling en pleiten daarom voor inhoudelijke doorontwikkeling van benchmarking in plaats van deze te stoppen.
2016, Article / Letter to editor (vol. 9745, (2016), pp. 381-388)Card sort studies can facilitate developers to create an information structure for their website or application. In addition, this human-centered design method provides researchers with insights into the target group’s mental models regarding the information domain under study. In this method, participants sort cards, with excerpts of the website’s or information source’s information on them, into piles or groups. Even though the method lends itself for large numbers of participants, it can be difficult to include sufficient participants in a study to ensure generalizability among large user groups. Especially when the potential user group is heterogeneous, basing the information structure on a limited participant group may not always be valid. In this study, we investigate if card-sort results among one user group (nurses) are comparable to the results of a second (potential) user group (physicians/residents). The results of a formative card sort study that were used to create an antibiotic information application are compared to the results of a second card sort study. This second study was conducted with the aim of redesigning the nurse-aimed information application to meet the (overlapping) needs of physicians. During the first card sort study, 10 nurses participated. In the second card sort study, 8 residents participated. The same set of 43 cards were used in both setups. These cards contain fragments of antibiotic protocols and reference documents that nurses and physicians use to be informed about the use and administration of antibiotics. The participants sorted the cards in individual sessions, into as many categories as they liked. The sorts of both user groups were analyzed separately. Dendrograms and similarity matrices were generated using the Optimal Sort online program. Based on the matrices, clusters were identified by two independent researchers. On these resulting clusters of cards, overlap scores were calculated (between nurse and resident clusters). Differences are compared. The results show that overall, residents reached higher agreement than the nurses. Some overlap between categories is observed in both card sort data matrices. Based on the nurses’ data, more and more specific clusters were created (which in part were observed in the larger residents’ clusters). Based on our findings we conclude that a redesign may not be necessary. Especially when the target group with the lowest prior knowledge levels of the information domain is included in the card sort study, the results can be translated to other groups as well. However, groups with little knowledge will more likely result in lower agreement in the card sorts. Therefore, a larger sample and/or including participants with low and high knowledge of the information domain is advisable.
2012, External research report Dit paper beschrijft het eerste deel van een promotieonderzoek (1) naar de bijdrage van E-PeerFeedback aan het verbeteren van reflectie door HBO-studenten binnen Virtual Action Learning. Doel is eerst het ontwikkelen van een instrument om de reflectieve kwaliteit van E-Peerfeedback te meten. Reflectieve kwaliteit van feedback vatten we op als de kwaliteit van de redenering. Een redenering omvat een verklaring. Uit het onderzoek is gebleken dat in minder dan 40% van de E-PeerFeedback géén sprake is van een expliciete redenering. De reflectieve kwaliteit van de E-PeerFeedback zou hoger zijn als studenten zorgen voor redeneringen met een door theorie onderbouwde verklaring.
2019, Article / Letter to editor (Disability and Rehabilitation, vol. 41, iss. 12, (2019), pp. 1427-1434)Purpose: There is lack of knowledge, evidence, and guidelines for rehabilitation interventions for persons with neuralgic amyotrophy (NA) or brachial plexus pathology. A first pilot study, evaluating the effect of an integrated rehabilitation programme, showed improvements in activity and participation levels. Aim: To gain insight, from the perspective of patients and therapists, into the critical ingredients of the programme, that contributed to improvements in activity and participation. Materials and methods: A qualitative study using semi-structured interviews with eight patients and five therapists (three occupational therapists and two physical therapists). Participants were asked to identify and describe factors regarding the rehabilitation that they perceived as positive and aspects of the programme that could be improved. Data were analysed using a constant comparative approach. Results: Patients reported (1) Time to diagnose: "Finally I'm in the right place;" (2) Awareness: "They gave me a mirror;" (3) Partnership: "There was real contact with the therapists; we made decisions together;" (4) Close collaboration: "Overlapping scopes of practice; doing the same from a different perspective;" and finally (5) Self-management: "Now I can do it myself." Therapists reported (1) "Patients knowledge and understanding is critical to success;" (2) "Activate problem solving and decision making;" (3) "Personalize your therapy; it's more than just giving exercises and information;" (4) "Constant consultation within the team; consistency in messages and approach;" and (5)" Ultimately the patient is in charge." Conclusions: The critical ingredients, correspond well with each other and include a person-centred approach, education, support in problem solving and decision making and an integrated team approach. These ingredients provided the patients with confidence to take responsibility to manage their everyday lives, the ultimate goal of the programme.
2018, Article in monograph or in proceedings (Buchmann, R.; Karagiannis, D.; Kirikova, M. (ed.), PoEM 2018. Lecture Notes in Business Information Processing)
2018, Article in monograph or in proceedings (a Case Study, pp. 383-393)In this practice paper, we report the outcomes of a case study in a new Dutch hospital, where enterprise architects are working toward a 'lean' and 'simplified' EA model to align existing IT systems to new requirements. The objective of the case study was to examine if the developed EA model could support architects in selecting components of an existing IT infrastructure for re-use, with regard to radically new requirements. We have developed an EA model in close collaboration with enterprise architects. This study reflects on the use of this model in the hospital. The approach combines analysis of the content in the model, a study of documents in the organization, and communication with the architects. We signal that the existence of an integrated suite for an Electronic Health Record system largely determined how the model was used. Reflection disclosed that a lack of information on requirements and applications, as well as low adaptability of existing systems, negatively affected the flexibility of IT in the organization.
2009, Part of book or chapter of book (, pp. 9-18)In het regionale innovatieproject van het lectoraat Innovatie in de Publieke Sector zijn vijf Europese regio’s onderzocht die succesvol een regionale innovatiestrategie hebben ontwikkeld en uitgevoerd. De centrale conclusie is dat hun succes geen toeval is. De onderzochte clusters zijn alle het resultaat van een goede en actiegerichte samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden. Die samenwerking is langdurig. Het lectoraat destilleerde vijf voorwaarden voor een succesvol innovatiesysteem uit het onderzoek.
2014, Article / Letter to editor (Journal of Occupational Rehabilitation, vol. 24, iss. 3, (2014), pp. 419-424)PURPOSE: Patients with chronic Whiplash Associated Disorders (WAD) report symptoms and disability. Neither the relationship between self-reported disability and functional capacity, nor its predictors have been investigated in patients with WAD. This was the purpose of this study. METHOD: This was a cross-sectional study. Participants were patients with WAD on sick leave. Self-reported disability was assessed with the Neck Disability Index (NDI). Functional capacity was assessed with a six-item neck functional capacity evaluation (FCE). Correlation coefficients were used to express the relationship between NDI (total and items) and FCE. Multivariate linear regression analyses were performed to identify independent predictors of NDI and FCE. RESULTS: Forty patients were measured, of whom 18 (45 %) were male. Mean age was 33 years, median duration of complaints was 12 months, and 75 % had a pending insurance claim. Correlations between NDI and FCE tests varied from -0.39 to -0.70. Independent predictors of NDI were pain intensity and a pending claim, explaining 43 % of the variance. independent predictors of fce were ndi, gender, and pain intensity, explaining 20-55 % of the variance. CONCLUSIONS: Self-reported disability and functional capacity are related but different. Both can part be predicted by pain intensity. A pending claim can predict higher self-reported disability. Both constructs are complementary and are recommended to determine disability in patients with WAD comprehensively.
2022, Article / Letter to editor (Disability and Rehabilitation, (2022), pp. 1-14)PURPOSE: To investigate the reliability and validity of the Perceive, Recall, Plan and Perform System of Task Analysis (PRPP-Assessment) by parent-provided videos of children with mitochondrial disorders. METHODS: Videos of 13 children performing 3-7 activities each were the subject of study, resulting in 65 activities. These were scored using the PRPP-Assessment by 11 raters. Internal consistency was calculated with Cronbach's alpha. Intra-rater reliability was evaluated by Bland-Altman Plots on 44 PRPP-Assessment scores. Inter-rater reliability was calculated with ICC(Agreement) on 128 PRPP-Assessment scores. Construct validity was assessed by comparing the PRPP-Assessment scores to the Canadian Occupational Performance Measure using Cohen's Kappa. PRPP-Assessments scores were evaluated with a multi-faceted Rasch Analysis. RESULTS: Internal consistency was high (0.92). Intra-rater reliability was sufficient to be good (92-96% within the 95%-Limits of the Agreement). The ICC(Agreement) for stage 1 Mastery Score showed acceptable inter-rater reliability (0.646). Stage 2 of the PRPP-Assessment showed low ICCs due to a lack of variability within the sample. Four out of six hypotheses on validity were accepted. Rasch's analysis demonstrated sound goodness-of-fit, and supported the validity of the PRPP-Assessment. CONCLUSION: The PRPP-Assessment by parent-provided videos in this heterogenic group showed sufficient to good psychometric properties. In practice, careful task selection and formulating criterion is recommended.Implications for RehabilitationPRPP-Assessment by parent-provided videos is reliable and valid in the complex, heterogenous group of children with mitochondrial disordersThe PRPP-Assessment is suitable for children with mitochondrial disorders as it showed to contain familiar, functional and meaningful tasks and activities that fit with their level of functioningProfessionals should be aware that parents might not be used to the criterium-based frame of reference of the PRPP-AssessmentWhen applying the PRPP-Assessment, it is recommended to be careful in task selection and formulating the criterion.
2022, Article / Letter to editor (INTERNATIONAL JOURNAL OF TOXICOLOGY, vol. 41, iss. 4, (2022), pp. 263-275)Respiratory syncytial virus (RSV) is a leading cause of acute lower respiratory tract infections (LRTI) in infants, and toddlers and vaccines are not yet available. A pediatric RSV vaccine (ChAd155-RSV) is being developed to protect infants against RSV disease. The ChAd155-RSV vaccine consists of a recombinant replication-deficient chimpanzee-derived adenovirus (ChAd) group C vector engineered to express the RSV antigens F, N, and M2-1. The local and systemic effects of three bi-weekly intramuscular injections of the ChAd155-RSV vaccine was tested in a repeated-dose toxicity study in rabbits. After three intramuscular doses, the ChAd155-RSV vaccine was considered well-tolerated. Changes due to the vaccine-elicited inflammatory reaction/immune response were observed along with transient decreases in platelet count without physiological consequences, already reported for other adenovirus-based vaccines. In addition, the biodistribution and shedding of ChAd155-RSV were also characterized in two studies in rats. The distribution and persistence of the ChAd155-RSV vaccine candidate was consistent with other similar adenovector-based vaccines, with quantifiable levels of ChAd155-RSV observed at the injection site (muscle) and the draining lymph nodes up to 69 days post administration. The shedding results demonstrated that ChAd155-RSV was generally not detectable in any secretions or excreta samples. In conclusion, the ChAd155-RSV vaccine was well-tolerated locally and systemically.