2008, Article / Letter to editor (M & O: Tijdschrift voor Management en Organisatie, (2008))Ondertitel: Industriële productie zonder groepschefs. Een casestudie. Van het prototype van maakbaarheid – de industriële productie – is het de vraag of zij in de Westerse wereld nog toekomst heeft. Onder de naam offshoring is een nieuwe ronde gaande in het verplaatsen van productie naar vestigingen van het eigen bedrijf in lagelonenlanden. Velen suggereren dat we hier straks alleen nog het innovatieve denkwerk doen en dat al het maakwerk ergens anders plaatsvindt. Maar hoe zit het met de belofte van de negentiende eeuw dat de industriële productie door de economische logica van het kapitalisme zowel continue technologische ontwikkeling als nieuwe sociale verhoudingen tot stand brengt? Gaat deze belofte mee in de offshoring of gaan we dat hier nog meemaken?
2016, Book (monograph) De doelstelling van het promotieonderzoek is om meer inzicht te krijgen in zelf- management na een beroerte. Hiervoor hebben wij onderzoek gedaan naar de ervaringen en meningen van diverse betrokkenen in de CVA-revalidatie, namelijk de CVA-getroffenen, de partners en professionals. In totaal zijn zes verschillende deelstudies uitgevoerd. In Nederland krijgen ieder jaar ongeveer 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Veel mensen herstellen goed of hebben relatief weinig restverschijnselen. Sommige CVA-getroffenen ondervinden echter permanente beperkingen in dagelijkse activiteiten door sensomotorische, cognitieve en/of emotionele problemen. Daardoor kunnen zij vaak minder participeren in de maatschappij. Voor deze groep heeft een beroerte meestal ook gevolgen voor de partner of andere naasten. Zij krijgen vaak een aanvullende rol als mantelzorger, en deze nieuwe situatie leidt regelmatig tot emotionele en fysieke overbelasting. Zelfmanagement wordt gezien als een belangrijk concept in de CVA-revalidatie om CVA-getroffenen en hun directe naasten te ondersteunen in een betere zorg voor zichzelf en een betekenisvol leven na de beroerte. Hoe CVAgetroffenen, de partners, en professionals in de CVA-revalidatie in Nederland aankijken tegen zelfmanagement na een beroerte is echter nauwelijks bekend. In de literatuur zijn veel verschillende definities te vinden van zelfmanagement. Voor het proefschrift wordt de volgende definitie gebruikt: ‘zelfmanagement is de individuele mogelijkheid om, eventueel in samenwerking met familie, naasten en professionals, de symptomen, behandeling, fysieke, psychosociale, culturele en spirituele consequenties en bijbehorende aanpassingen in leefstijl te managen om te kunnen leven met een chronische aandoening’. Zelfmanagement wordt onderverdeeld in medisch management, rol-management en emotioneel management. Medisch management richt zich op het kunnen managen van de medische aspecten van een chronische ziekte, zoals medicijngebruik, het nemen van rust en gezonde voeding; sociaal of rol-management is het kunnen managen van de gevolgen van een (chronische) ziekte voor het dagelijks leven en richt zich op de betekenisgeving aan het leven en de diverse rollen; emotioneel management richt zich op het kunnen managen van de emotionele gevolgen en veranderingen als gevolg van een (chronische) ziekte zoals bijvoorbeeld onzekerheid en angst. Ondanks dat zelfmanagement principes in verschillende programma’s voor CVAgetroffenen worden toegepast, zijn de meningen en ervaringen van de CVA-getroffenen zélf en hun partners over zelfmanagement na een beroerte nauwelijks beschreven. Ook is weinig bekend over de mening van professionals in de CVA-revalidatie over zelfmanagement. Willen we effectieve zelfmanagement programma’s voor mensen met een beroerte ontwikkelen en implementeren, dan is het van belang en logisch om de opvattingen van CVAgetroffenen, hun partners en professionals in de CVA-revalidatie hierover te onderzoeken. De belangrijkste doelstelling van het proefschrift was daarom om inzicht te krijgen in het zelfmanagement van mensen na een beroerte: wat houdt CVA-getroffenen en hun partners bezig? Wat zijn hun ervaringen ten aanzien van zelfmanagement na een beroerte? Wat zijn hun wensen en behoeften? En hoe managen CVA-getroffenen en hun partners zichzelf na ontslag naar huis? Daarnaast wilden we ook weten hoe de verschillende professionals in de CVA-revalidatie aankijken tegen het concept zelfmanagement en op
2009, External research report De ambassadeur van de digiborden van basisschool de Arabesk wilde weten in hoeverre de inzet van het digibord voor zelfstandig groepswerk ter vervanging van de normale verlengde instructie rekenen effectief is. Voor u ligt het antwoord op deze vraag in de vorm van een onderzoeksrapportage. In het onderzoek hebben we niet alleen gekeken naar de effecten van het werken aan het digibord op de leerlingen aan het digibord, ook hebben we gekeken naar de effecten op de andere leerlingen in de klas.
2014, Article / Letter to editor (Opleiding en Ontwikkeling, vol. 27, iss. 1, (2014), pp. 6-11)Doordat er meer verantwoordelijkheden en bevoegdheden bij individuele medewerkers komen te liggen, wordt zelfsturing steeds belangrijker. Wat heeft zelfsturing gemeen met leren? Hoe ontwikkel je medewerkers in het proces van sturing naar zelfsturing?
2009, Part of book or chapter of book (, pp. 108-112)In veel scholen zijn maar enkele leraren (pro-)actief betrokken bij het ontwikkelen en opstellen van het ictbeleid en de realisering daarvan. De rest van het team weet ‘van horen zeggen’ dat er digitale leermaterialen zijn aangeschaft en hoe ermee gewerkt kan worden, maar gebruikt ze niet of sporadisch. Een gemiddelde school ontwikkelt zo naast haar ict-beleid een permanent aanwezige blinde vlek voor wat zij aan gezamenlijk potentieel in huis heeft. Een antwoord op de vraag of er wel voldoende goede digitale leermaterialen zijn, is dan lastig te beantwoorden. Misschien zijn ze er wel, maar liggen ze in een dode hoek van het schoolgebouw geduldig op zinvol gebruik te wachten! De feitelijke beschikbaarheid van digitale leermaterialen is dan in orde, maar de ervaren bruikbaarheid is onder de maat.
2011, Book (monograph) Dit onderzoeksrapport geeft een beeld van de belangrijkste competenties voor een begeleider, vanuit het perspectief van mensen met een lichte verstandelijke beperking en kan daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan het leerproces van (toekomstige) begeleiders om daadwerkelijk aan te sluiten bij de cliënt. Dit onderzoeksrapport ligt tevens ten grondslag aan het trainingspakket: Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking: 4 trainingen in werken met sociale netwerken en aansluiten bij cliënten en hun ouders. Dit trainingspakket is ontwikkeld door het lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
2012, Book (monograph) Deze trainershandleiding van de training "Zie mij als mens" maakt deel uit van het trainingspakket: Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking: 4 trainingen in werken met sociale netwerken en aansluiten bij clienten en hun ouders. Dit trainingspakket is ontwikkeld door het lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Deze handleiding heeft tot doel om (aankomende) professionals bewust te maken van de invloed die zij kunnen hebben op de cliënt in zijn afhankelijkheid. Professionals leren welke competenties van belang zijn om hiermee om te gaan. Bijbehorende materialen: Bestand 1: Handleiding trainer Bestand 2: Deelnemersinformatie Bestand 3: Werkmaterialen Zie ook het onderzoeksrapport: Zie mij als mens! Belangrijke competenties voor begeleiders volgens mensen met een verstandelijke beperking. Roeleveld, E., Embregts, P., Hendriks, L., & Van Den Bogaard, K. (2011)
2012, Part of book or chapter of book (, pp. 121-136)In dit artikel wordt een case study beschreven van hoe bij een specifiek MKB bedrijf de huidige verkoopprocessen van handelsgoederen eruit zien, wat het verschil is met de inhoud van de handboeken en de praktijk, welke kritische succesfactoren en prestatie-indicatoren te ontwerpen zijn, welke verbetermogelijkheden voor de processen te bedenken zijn en hoe het proces doelmatiger ingericht kan worden. Het proces wordt grotendeels gedicteerd door de ERP software Baan IV, waar het onderzochte bedrijf sinds 2000 mee werkt. Na bestudering van de literatuur en de interviews met betrokken functionarissen blijkt dat de ISO handboeken en de praktijk op een tiental punten afwijken van elkaar. Eén daarvan is dat het handboek in het kader van klanttevredenheid voorschrijft dat de klant op de hoogte wordt gebracht indien een goed niet op voorraad is en dus de levertijd van één werkdag niet gehaald kan worden. In de praktijk gebeurt dat niet, het advies is om dat wel te doen en ten tijde van het schrijven van dit rapport is het advies al opgevolgd.
2010, Inaugural lecture Eeen bewerking van de intreerede van Huub Pijnenburg bij de aanvaarding van zijn lectoraat Werkzame Factoren in de Zorg voor Jeugd aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Dit lectoraat zoekt samen met de praktijk naar antwoorden op vragen over werkzaamheid van zorg voor jeugd, en wat dit betekent voor beroepskrachten en instellingen.
2010, Book (monograph) Evidence based werken in de zorg voor jeugd? Prima! Maar wat doen we met vragen als: - In wiens handen werken interventies; wat kenmerkt effectieve professionals? - Wat is de invloed van de werkalliantie van professionals en cliënten? - Waarom werken interventies, en onder welke condities? -Hoe kunnen we steunfactoren benutten in de leefomgeving van jeugdigen en opvoeders? - Wat betekent dit alles voor de manier waarop we hulp moeten organiseren en beroepskrachten moeten opleiden? Vijf bijdragen maken dit boek waardevol voor jeugdzorgprofessionals en studenten. Vijf auteurs die thuis zijn in veld en wetenschap laten hun licht schijnen over: - De samenhang tussen werkzame factoren, met nadruk op kenmerken van effectieve professionals en het belang van cliënt-hulpverlener-alliantie (Huub Pijnenburg) - Vernieuwende opvattingen over inrichting van contextuele jeugdzorg en niet-vrijblijvende samenwerking bij complexe hulpvragen (Jo Hermanns) - Mogelijkheden voor effectiviteitsverbetering, waaronder aandacht voor implementatie van effectieve interventies (Tom van Yperen) - Recente ontwikkelingen in het denken over evidence based practice en de zoektocht naar een werkzame alliantie tussen praktijk en wetenschap (Giel Hutschemaekers) - De samenhang tussen een integrale visie op jeugdzorg, belangen van overheden, en dimensies in werk en opleiding van beroepskrachten (Adri van Montfoort) De eerste bijdrage is een bewerking van de intreerede van Huub Pijnenburg bij de aanvaarding van zijn lectoraat Werkzame Factoren in de Zorg voor Jeugd aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Dit lectoraat zoekt samen met de praktijk naar antwoorden op vragen over werkzaamheid van zorg voor jeugd, en wat dit betekent voor beroepskrachten en instellingen. De factoren die de werkzaamheid van de psychosociale zorg voor jeugd beïnvloeden, laten zich kennen als een bonte familie. Meer kennis over de leden van deze familie en hun onderlinge band zal de werkzaamheid van de jeugdzorg vergroten. Want dat is en blijft de grote uitdaging: zorgen dat het werkt.
2011, Book (monograph) LogiZ "Awareness Goederenlogistiek in de zorg" geeft een uitgebreide inleiding op Goederenlogistiek in de zorg. Het boek bevat vier LogiZ awareness modules Inkoop, Transport, Voorraadbeheer en Planning & Besturing. LogiZ "Awareness Patiëntenlogistiek" geeft een uitgebreide inleiding op patiënten- en cliëntenlogistiek. Het boek bevat vier LogiZ awareness modules Patiënten-/Cliëntenvraag & -stroom, Capaciteit en Aanbod, Inrichting van Zorgprocessen en Planning & Besturing.
2017, Article / Letter to editor (ICT&Health Magazine, vol. 2017, iss. 4, (2017), pp. 44-45)Kenmerkend bij de langdurige zorg, is dat er op bepaalde momenten van de dag overduidelijk meer vraag is vanuit cliënten dan de andere momenten. Het is een hele uitdaging om met die pieken en dalen mee te bewegen met het beschikbare personeel, maar dit gebeurt momenteel niet volgens Dennis Moeke, senior onderzoeker bij KennisDC Logistiek van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. De laatste jaren ligt de focus op kleinschaligheid, dus om een kleine zorgomgeving te creëren in de ouderenzorg. Wanneer dit ook kleinschalig georganiseerd wordt met minder personeel, dan is er te weinig personeel beschikbaar op de piekmomenten. Om naast het aanpakken van dit probleem, een hoger serviceniveau te bereiken, zijn er volgens Moeke verschillende oplossingen mogelijk. Om te starten, moet men meer luisteren naar de cliënt, maar ook zijn vragen verzamelen om een betere planning te kunnen maken. In september wordt er gestart met een pilot voor tools die helpen met het optimaal inplannen van personeel. Hiermee wordt precies berekend wat de wachttijden zijn bij kortere of langere loopafstanden tussen cliënten. De tool geeft ook aan wat de beste verdeling van diensten is om zo te komen tot een vermindering van wachttijden.