2014, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Lerarenopleiders, vol. 35, iss. 2, (2014), pp. 35-44)Onderzoek doen en leraren opleiden die hun eigen beroepspraktijk onderzoekend kunnen vernieuwen is een relatief nieuwe taak voor lerarenopleiders binnen de hogescholen in Nederland en Vlaanderen. Internationaal hebben zich eerder vergelijkbare ontwikkelingen voortgedaan. Hieruit zijn drie thema’s te destilleren die ook voor de Nederlandse en Vlaamse context relevant zijn, namelijk de positionering van de lerarenopleidingen in het bestel van het hoger onderwijs, de veranderende rol en taken van de lerarenopleider en de verschuivingen in de onderzoeksopvatting. In dit artikel schetsen we kort het waarom van de nieuwe ontwikkelingen en zullen we verder ingaan op de drie thema’s. Op basis hiervan zal een aantal gemeenschappelijke aandachtspunten bij de implementatie van de onderzoeksfunctie worden beschreven. Deze aandachtspunten zijn: (1) aandacht voor discussie over de definitie van onderzoek en de rolopvatting van de opleiders, (2) aandacht voor de professionele ontwikkeling en de ruimte om onderzoek uit te proberen en (3) het creëren van de juiste randvoorwaarden.
2009, Article / Letter to editor (TVZ : verpleegkunde in praktijk en wetenschap, vol. 2009, (2009), pp. 20-21)Een aantal HBO-V-studenten wil na hun afstuderen binnen de hoogcomplexe acute zorg aan de slag. Dat dit tot de mogelijkheden behoort, blijkt uit de ervaringen met de minor High Care aan de HBO-V van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
2010, Book (monograph) Ict invoeren in scholen is een gecompliceerd proces, zeker als scholen op grote schaal digitale leermiddelen gaan ontwikkelen en inzetten. Een van de lastigste problemen hierbij is dat van de kosten en baten: wat kost de invoering van digitaal leermateriaal en wat levert het op? Hierbij gaat het niet alleen om materiële kosten (bijvoorbeeld voor de aanschaf van laptops) en materiële baten (bijvoorbeeld besparingen), maar ook om immateriële kosten (bijvoorbeeld werkdruk) en immateriële baten (bijvoorbeeld aantrekkelijker onderwijs). Maar hoe bereken je die? En kunnen scholen dat eigenlijk wel zelf? Inzicht in kosten en baten is ontzettend belangrijk voor het voeren van beleid. Veel scholen beseffen dat wel, maar het proces komt traag en moeizaam op gang en over het ‘hoe’ bestaat zeker geen communis opinio. Waarom is dit zo en wat doen we eraan?
2012, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Hoger Onderwijs & Management, vol. 2012, iss. 3, (2012), pp. 26-31)Over reputatie, marketing en beeldvorming.
2011, Book (monograph) In de verschillende sociaal-agogische opleidingen verdiepen studenten zich in kennis en inzichten uit verschillende wetenschapsgebieden en praktijkervaringen. Langzamerhand bouwen zij een kennisbasis op die de grondslag vormt voor hun handelen. Niet alle studenten vinden het leren van kennis vanzelfsprekend, gemakkelijk of leuk om te doen. Dit boek geeft handreikingen om beter te begrijpen wat de relevantie is van een kennisbasis in het sociaalagogisch werk en hoe je deze kennisbasis opbouwt en onderhoudt.
2010, Part of book or chapter of book (, pp. 123-132)Iedereen heeft intuïtie, die zich uit in sterke gevoelsmatige overtuigingen die niet geheel rationeel te verklaren zijn. Intuïtie is nuttig. Het is van groot belang voor professionals, zoals politieagenten, officieren van justitie en rechters, die op basis van hun (werk)ervaring bepaalde dingen aanvoelen en daardoor hun werk beter en effectiever kunnen verrichten. Maar wat als hun intuïtie er volledig naast zit? In het recente verleden is er veel mediaaandacht geweest voor gerechtelijke dwalingen, rechtszaken waarbij opsporingsambtenaren en medewerkers van het OM zo sterk op hun intuïtie vertrouwden dat ze onvoldoende oog hadden voor bewijs dat hun overtuiging tegensprak. Intuïtie als selffulfilling prophecy, dus. Is er in ons rechtssysteem wel plaats voor een fenomeen als intuïtie of moet er naar gestreefd worden om de gerechtelijke procedure zo rationeel mogelijk te benaderen en intuïtie uit het proces te weren? Kan intuïtie tot rechtvaardigheid leiden of is het juist een bedreiging hiervoor? Een groot aantal auteurs heeft zich over deze vraag gebogen. In dit artikel vindt de lezer de mening van juristen, sociologen, psychologen en andere wetenschappers. Het resultaat is een pleidooi voor de ‘sensus iuridicus’.
2008, Book (monograph) Luisteren naar wat mensen beweegt is één van de interessante en tevens moeilijke onderdelen van het werk in wonen, welzijn en zorg. Interessant omdat er, als we goed luisteren, nieuwe werelden voor ons opengaan. Moeilijk omdat we onvermijdelijk ons eigen perspectief meebrengen in het gesprek, inclusief al onze eigen ervaringen, ambities en nuances. Daardoor horen we vaak vooral die dingen die óns bezighouden. Dit speelt op individueel niveau, in de relatie tussen dienstverlener en burger en op collectief niveau in het aanbod en in de beleidsformulering.
2012, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Onderwijsresearch, iss. 89, (2012), pp. 388-398)In docentontwerpteams (DOTs) werken docenten– vaak met onderzoekers en inhoudsexperts– aan het (her)ontwerpen van onderwijs. De verwachting is dat dit bijdraagt aan professionalisering van de docenten en de implementatie van curriculummaterialen. Zo zouden DOTs bij kunnen dragen aan de kruisbestuiving tussen onderzoek en praktijk. Onderzoeksliteratuur naar DOTs is beperkt en kan deze aannames maar deels bevestigen. Aanvullend is meer inzicht gewenst in perspectieven van docenten op DOTs. Hiertoe werd een vakbladscan uitgevoerd gericht op het verzamelen van anekdotisch bewijs: niet systematisch onderzochte ervaringen van docenten die waardevol zijn voor collega’s. De inhoudsopgaven van vijfentwintig vakbladen zijn doorzocht. Met een leeswijzer gebaseerd op van de onderzoeksvragen afgeleide criteria werden twaalf vakbladartikelen beschreven en vergeleken. De vakbladscan laat DOTs zien die door docenten zijn geïnitieerd vanuit een concrete probleem- en doelarticulatie. Docenten richten zich primair op het verbeteren van leerresultaten en motivatie. De DOTs leiden volgens docenten tot relevante, bruikbare ontwerpen en succesvolle implementatie in termen van betere leerresultaten, en meer samenhang en samenwerking in de school. Ondanks de beperkingen levert een vakbladscan interessante aandachtspunten op die nader onderzocht kunnen worden.
2010, Part of book or chapter of book (, pp. 41-58)Verslag van het symposium dat op 3 september 2009 gehouden is bij de HAN. De opleiding HBO-Rechten van de HAN biedt per september 2009 aan haar studenten de mogelijkheid om het vak Jeugdrecht te volgen en in dat vak af te studeren. Het jeugdrecht is een onderwerp dat vooral de laatste jaren enorm in de belangstelling staat en waarover in de rechtswetenschappelijke literatuur en daarbuiten reeds het nodige is gepubliceerd. Het jeugdrecht is veelomvattend en heeft haar wortels in vrijwel alle rechtsgebieden. Bij de bestudering van het jeugdrecht is al snel duidelijk dat het belang van een kind een overheersende rol dient te spelen, zonder overigens aan dit belang absolute voorrang te geven.
2019, Part of book or chapter of book (Kuijer, W.; Weijzen, S.; Vijlder, F de (ed.), Grensoverstijgend samenwerken, leren en opleiden in het sociaal- en gezondheidsdomein, pp. 68-76)
2008, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Hrm, (2008))In 2006 is forse kritiek geuit op HR. Trude Maas, commissaris bij verschillende bedrijven en lid van de Eerste Kamer, opende het debat. In het tijdschrift HR Strategie stelde zij dat de HR-beroepsgroep te passief is: ‘Ik hoor HR nooit iets zeggen. Op geen enkel dossier.’ En organisatieadviseur Hans Strikwerda schreef enkele maanden later in Management en Consulting dat de HR-manager ‘een van de meest grijze figuren is die je als consultant kunt tegenkomen’. Hij spreekt over de ‘postmoderne aftocht van HRM’ en concludeert: ‘slaap zacht, personeelsfunctionaris’.
2017, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, vol. 95, iss. 6, (2017), pp. 264-272)Sinds 2011 stijgt het aantal meldingen van ‘verwarde personen’ bij de Nederlandse politie sterk. In combinatie met een aantal ernstige incidenten is de aandacht voor deze stijging en vooral het openbare orde-aspect ervan snel toegenomen. In 2015 werd een Aanjaagteam ingesteld dat een aantal bouwstenen heeft omschreven voor de verbetering van veiligheid en zorg rond mensen met verward gedrag. Sindsdien wordt er veel geïnnoveerd en ontwikkeld, zowel lokaal, regionaal als landelijk. Een kwantitatieve analyse van de gesignaleerde toename ontbreekt echter. Aan de hand van een aantal meer gedetailleerde politiecijfers, landelijke trends en vergelijkingen wordt duidelijk dat de meldingen bestaan uit subgroepen van mensen die eenmalig (40?%), enkele keren (35?%) en (zeer) veelvuldig (25?%) in beeld komen. De gevonden problematiek valt uiteen in psychische stoornissen, verslaving, ‘lastig gedrag’, dementie en verstandelijke beperking. Behalve voor dementie is er geen toename van de prevalentie in deze problematiek. Hoewel het hulpaanbod niet sterk is afgenomen, zijn er wel kwalitatieve veranderingen en lijkt een aanzienlijke groep mensen – in slechte sociaal-economische omstandigheden – de weg naar hulp minder goed te vinden en eerder met de politie in aanraking te komen. De aangebrachte differentiatie in aantallen, groepen en verklaringen biedt aanknopingspunten voor verder beleid in de publieke zorg.
2019, Article / Letter to editor (Journal of Social Intervention : Theory and Practice, vol. 28, iss. 4, (2019), pp. 24-48)SAMENVATTING
Empowerment is een centraal begrip binnen het sociaal werk in Nederland en Vlaanderen. Er is behoefte aan meetinstrumenten die de empowerende effecten van hulpaanbod blootleggen. De wijze waarop meetinstrumenten ontwikkeld worden, lijkt echter invloed te hebben op de kwaliteit van de instrumenten (Steenssens, Van Regenmortel & Schalk, 2017). Een vijftal kwaliteitsstandaarden is ontwikkeld, waarmee uitspraken gedaan kunnen worden over de kwaliteit van de totstandkoming van dergelijke meetinstrumenten. Om zicht te krijgen op de waarde
van deze kwaliteitsstandaarden wordt in dit artikel de wijze waarop een drietal empowerment meetinstrumenten ontwikkeld zijn, kritisch beschouwd vanuit deze standaarden. Dit is gedaan door semigestructureerde interviews met ontwikkelaars te combineren met analyses van bestaand materiaal over de instrumenten. De kwaliteitsstandaarden blijken een kader te bieden met richtlijnen voor instrumentontwikkeling. Het blijkt van belang om goed af te bakenen wat gemeten
wordt, zodat een volledig beeld van empowerment verkregen wordt. Verder is goede afstemming tussen contextspecifieke elementen en meer generieke elementen in itemopbouw nodig en is betrokkenheid van de doelgroep bij instrumentontwikkeling noodzakelijk.
SUMMARY
Empowerment is a central concept within social work in the Netherlands and Flanders. Both citizens, professionals and politics require measuring instruments that expose the empowering effect of social interventions. There are various measuring instruments that aim to measure different levels of empowerment. The way in which measuring instruments are developed, however, seems to affect the quality of the instrument. Important is the way in which an instrument is based on the theoretical framework; the extent to which the target group is involved in the development of an instrument; the extent to which the definition of the concept of empowerment is aligned with the perception of the target group. To this end and with this in mind, five quality standards have been developed in Flanders, and tested in the context of organization empowerment and in the context of social work, with which statements can be made about the value of the creation of a measuring tool for empowerment. These relate to the scope of the instrument, the context specificity of the instrument, the extent to which the target group is involved in the development, the extent to which the target group is involved in the use of the instrument and the extent to which the instrument distinguishes processes and outcomes of empowerment. In this article, the way in which a number of measurement tools of empowerment have been developed is critically considered and evaluated based on these quality standards, in order to gain insight into the value of these quality standards as a framework for developing instruments. The last standard, concerning processes and outcomes is not taking into account, due to the limited research design and the limited time frame of this study.
The development of three validated measuring instruments that are used in social work, have been studied by combining semi-structured interviews with the developers with existing material about the instruments. The five quality standards formed the starting point for the questions to the developers, looking for similarities and deviations between the development of their instrument and the standards.
The quality standards offer a quality framework and provide insight into the development possibilities of measuring instruments. One conclusion confirms the importance of a good definition of what is measured so that a complete picture of empowerment can be acquired. It became apparent that a tension arises when developers deviate from the theoretical framework of empowerment in determining which items should be included and only the perception of the target group was a determining factor, even though the perception of the target group is crucial for the creation of a fitting instrument. Related to this, the target group of an instrument can, in addition to the clients of social workers, also be defined as the social workers themselves. They represent the professional perspective of empowerment in the lives of their clients. Furthermore, a good match between context-specific elements and more generic elements in item building seems promising. The extent to which the target group is involved in the use of the instrument and in the processing of the data depends on the organizations that use the instrument, the developers state that they have no influence on this. While using the various instruments, social workers found out that the measurements of empowerment, in addition to the numerical value, also form a relevant and practical ‘conversation tool’ for social workers, with which they discuss possibilities and limitations with their clients
Keywords: Sociaal werk, empowerment, meetinstrumenten, kwaliteitsstandaarden, contextspecificiteit, reikwijdte, doelgroepparticipatie.
2011, Part of book or chapter of book (, pp. 97-112)De loopbaanstap van professional naar het management is doorgaans een moeilijke stap, of het nu een ingenieur, jurist, medicus of andere professional is die van het vakinhoudelijk werk tot het management geroepen wordt. Dit lezen we in de spaarzame literatuur over deze loopbaanbeweging en moet ook in de praktijk geconstateerd worden. Gezien het grote afbreukrisico verbonden aan deze loopbaanstap is het opmerkelijk is dat deze specifieke transitie in de gangbare managementliteratuur geen prominente plaats inneemt. Er wordt veel geschreven over allerlei aspecten van management en leiderschap, onderwerpen als competenties, eigenschappen, taken, leiderschapsstijlen e.a., maar niet over de transitie zelf die men doormaakt als men de vakinhoud moet loslaten en leiding gaat geven aan andere professionals.
2011, Article / Letter to editor (vol. 86, (2011), pp. 372-394)In this study we include personal war experiences in Duncan's path model of sta-tus attainment to answer the following research question: To what extent can personal war experiences explain the occupational status of Dutch people who experienced World War II? We expect that personal war experiences have a detri-mental effect on the human capital formation, which in turn leads to a lower edu-cational level and a lower occupational status. To test our hypotheses, we use uni-que individual-level data from the 'Onderzoek naar Doorsnee Nederlanders in de oorlog', which was conducted from 2005 to 2010 (N = 346). The results of our path analysis show that people who were forced to work in Germany or the Netherlands during the war obtained a lower educational level and subsequently a lower occu-pational status. Physical destruction of one's house also has a negative effect on occupational status through education. In addition, we found some direct effects of personal war experiences on the occupational status.
2017, Article / Letter to editor (Justitiële Verkenningen, vol. 43, iss. 4, (2017), pp. 64-80)‘De samenleving is complexer geworden en daarmee het politiewerk ook.’ Tegen deze achtergrond is de politie een pad ingeslagen om haar effectiviteit en legitimiteit ook in de toekomst te waarborgen. Echter, de samenleving is voortdurend in beweging en nieuwe ontwikkelingen sluipen voortdurend het politiewerk binnen. In dit artikel verkennen wij voor welke uitdagingen gebiedsgebonden politiezorg zich gesteld ziet, op welke wijze de politie poogt met deze uitdagingen om te gaan en welke alternatieve manieren van benadering mogelijk zijn. Voordat we de specifieke uitdagingen schetsen, zoomen we eerst in op de aard van de maatschappelijke context waarin deze uitdagingen zich manifesteren.
2011, Article / Letter to editor (Nursing, vol. 2011, iss. 4, (2011), pp. 50-55)De ‘vitaal bedreigde patiënt’ is een van de tien thema’s van het ‘Veiligheidsprogramma vms zorg’. Het programma is in het leven geroepen nadat uit een groot onderzoek ‘Onbedoelde schade in Nederlandse ziekenhuizen’ is gebleken dat in 2004 1735 patiënten in de Nederlandse ziekenhuizen zijn overleden vanwege vermijdbare gebeurtenissen. Het Veiligheidsprogramma heeft ten doel vermijdbare onbedoelde schade in de Nederlandse ziekenhuizen tussen 2007 en 2012 met 50% te verminderen. Een expertteam van verpleegkundigen en artsen heeft de praktijkgids Vroege herkenning en behandeling van de vitaal bedreigde patiënt ontwikkeld. De praktijkgids beschrijft het spoedinterventiesysteem (SIS) en geeft aanbevelingen om het systeem te implementeren en te borgen.
2011, Part of book or chapter of book (, pp. 9-16)Binnen het domein van spiritualiteit is het onderzoeksgebied mindfulness onmisbaar, vooral door de studies naar effecten van meditatie, mentale focus en de voordelen van reflectie technieken. Mindfulness, een term die geen goed equivalent heeft in de Nederlandse taal, kunnen we opvatten als bewust handelen. Het is van oorsprong een oude spirituele techniek die is aangepast aan de moderne tijd met het doel om scherper waar te nemen, ruis in de waarneming te verminderen, te ontspannen en om diepere niveaus van het bewustzijn te bereiken. Dit artikel gaat in op de relevantie van mindfulness voor het bedrijfsleven. Op welke wijze kunnen we beide met elkaar verbinden en waar ontmoeten beide werelden van spiritualiteit en materie elkaar? Mindfulness is uitgebreid onderzocht in hersenonderzoek. Het is een geaccepteerd terrein in het Westen omdat het los staat van religie, wetenschappelijk is bewezen effectief te zijn en omdat het multidimensioneel is. Het wordt veel toegepast in het onderwijs, de sportwereld en recentelijk ook in het bedrijfsleven. In dit artikel behandel ik wat mindfulness is en hoe het bruikbaar kan worden gemaakt voor het bedrijfsleven.
2014, Article / Letter to editor (Script, (2014))In het onderwijs is de heersende gedachte dat praktijkonderzoek door leraren belangrijk is, het draagt zowel bij aan de professionalisering van de leraar (Bolhuis & Kools, 2012) als aan de kwaliteit van het onderwijs (Leeman & Wardekker, 2010). In de afgelopen jaren zijn steeds meer docenten betrokken geraakt bij onderzoek in de school bijvoorbeeld als docentonderzoeker, als mede-begeleider van praktijkonderzoek van leraren in opleiding of als critical friend. We zien dus een duidelijke toename van onderzoek in de school uitgevoerd door leraren. Toch gaat dit niet vanzelf, zo blijken bijvoorbeeld de randvoorwaarden waaronder onderzoek plaats moet vinden in de ogen van leraren vaak onvoldoende (Meijer, Meirink, Lockhorst & Oolbekkink, 2010) en worden resultaten van onderzoek vaak niet verder de school ingebracht. Sceptici binnen en buiten de school vragen zich dan ook af wat onderzoek in de school nu eigenlijk waard is. Wat is de kwaliteit van praktijkonderzoek door leraren (Cochran-Smith & Lytle 2009; Zeichner & Noffke 2001)? Wij willen in deze bijdrage een voorstel doen voor kwaliteitscriteria die recht doen aan de specifieke kenmerken en doelen van onderzoek in de school.
2012, Part of book or chapter of book (, pp. 105-119)De doelstelling van dit artikel is tweeledig. Ten eerste wil ik een kijkje in de keuken geven naar de vraagstukken die mij, als docent Engels bij het instituut International Business & Communication, het meest intrigeren, en die raken aan zich snel ontwikkelende (en soms controversiële) thema’s binnen mijn vakgebied. Omdat ik mijn lesbevoegdheid niet in Nederland heb behaald heb ik de leergang didactiek gevolgd van het HAN VDO, het opleidingsinstituut van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Ik heb binnen de leergang een onderzoek uitgevoerd over de leerbeleving van meertalige studenten en internationale studenten in de meertalige lesomgeving. Ik meen dat dit ook docenten buiten de talensecties kan interesseren vanwege de huidige HAN-brede verschuiving naar een curriculum en studentenpopulatie met een internationaal georiënteerd karakter. Ik bied in dit artikel een overzicht van de huidige ideeën op het gebied van meertaligheid die mijn onderzoek geïnspireerd hebben, enkele van mijn meest interessante resultaten en de vervolgvragen die het opgeleverd heeft. Ten tweede wil ik, door middel van een duik in het gedachtegoed van reflective practice, beargumenteren dat dergelijk (kleinschalig) onderzoek naar de eigen lespraktijk een sleutelrol kan vervullen in het voorbereiden van docenten op hun rol in de University of Applied Sciences (UAS) die de HAN wil worden, waarin onderzoek als onderdeel van onderwijs een meer centrale plaats in gaat nemen.
2011, Article / Letter to editor (Opleiding en Ontwikkeling, (2011))Inkoopprocessen van opleidingen verlopen steeds gestructureerder. Vooral in de voorbereidende fase van het inkoopproces is voordeel te behalen. We beschrijven hier hoe een Request for Proposal (RFP) goed werkt en bieden een checklist als hulpmiddel.
2012, Part of book or chapter of book (Operations Management Research and Cellular Manufacturing Systems: Innovative Methods and Approaches, pp. Chapter 2)
2021, Article / Letter to editor (Journal of Human Nutrition and Dietetics, (2021))Background Surrogate decision-making regarding oral nutritional supplements (ONS) for nursing home residents with advanced dementia is a complex process. In this cross-sectional study, we assessed whether Dutch dietitians, elderly care physicians (physicians) and surrogate decision-makers (SDMs) differ in the factors that they regard important when considering ONS. We also investigated differences in opinion regarding whether or not ONS is a life-prolonging measure. Methods Through an online survey, 90 dietitians, 53 physicians and 70 SDMs of nursing home residents (all aged >= 65 years old with advanced dementia) rated the level of perceived influence of 11 pre-defined factors on their decision-making, ranked factors in order of importance and stated whether they considered ONS a life-prolonging measure or not. By statistical analysis, we tested differences in the mean sum of ranks for perceived influence differing between groups. We also tested differences in proportions between groups of those who considered ONS a life-prolonging measure. Results Rating of perceived influence significantly differed for six factors. Quality of life was ranked as the most influential factor by all groups. Dietitians significantly differed in their opinion on the life-prolonging effect of ONS from physicians (odds ratio = 0.29, 95% confidence interval = 0.13-0.65), as well as from SDMs (odds ratio = 0.22, 95% confidence interval = 0.10-0.45). Conclusions Although all groups proclaimed quality of life to be first priority in decision-making, we found that Dutch dietitians, physicians and SDMs differed in what they regarded important when considering ONS for nursing home residents with advanced dementia. Regarding the life-prolonging effect of ONS, dietitians differed in opinion from physicians, as well as from SDMs.
2010, Article / Letter to editor (Critical Care, vol. 7, iss. 6, (2010), pp. 12-15)Bij patiënten die gereanimeerd zijn, wordt standaard gecontroleerde, milde hypothermie (streeftemperatuur 32-34oC) toegepast bij om verdere hersenschade te beperken. Het koelen gaat gepaard met perifere vasoconstrictie waardoor de huid en de subcutis minder doorbloed zijn. Onderzocht is of de beperkte doorbloeding – in combinatie met een verminderde toepassing van wisselhouding in verband met het beoogd waarborgen van de hemodynamiek – leidt tot meer decubitius en wat eraan gedaan kan worden.
2010, Article / Letter to editor (Journal of Medical Internet Research, vol. 12, iss. 2, (2010), pp. e18)During the last decade, the Internet has become increasingly popular and is now an important part of our daily life. When new "Web 2.0" technologies are used in health care, the terms "Health 2.0" or "Medicine 2.0" may be used. The objective was to identify unique definitions of Health 2.0/Medicine 2.0 and recurrent topics within the definitions. A systematic literature review of electronic databases (PubMed, Scopus, CINAHL) and gray literature on the Internet using the search engines Google, Bing, and Yahoo was performed to find unique definitions of Health 2.0/Medicine 2.0. We assessed all literature, extracted unique definitions, and selected recurrent topics by using the constant comparison method.
2010, Article / Letter to editor (Critical Care, vol. 2010, iss. 14, (2010), pp. 449)It may be true (but confirmation is required) that adding delirium to a measurement such as the APACHE score is not of value. Clinicians and hospital quality officers should continue to consider early detection of delirium and ongoing delirium detection as an important prognostic tool. Despite shortcomings of various methods to determine the predictive value, our conclusion remains that delirium does not improve the predictive value of the APACHE score.
2012, Article / Letter to editor (Critical Care Medicine, vol. 2012, iss. 40, (2012), pp. 112-119)Prospective 18-month follow-up study to examine the impact of delirium during intensive care unit stay on long-term health-related quality of life and cognitive function in intensive care unit survivors.