2018, Part of book or chapter of book (Boei, F.; Willemse, M. (ed.), Kennisbasis Lerarenopleiders, Katern 5: onderzoek in de lerarenopleidingen, pp. 21-34)Lerarenopleiders en onderzoek hebben een relatie die niet altijd zonder problemen is. Dat is zeker voor een deel te verklaren vanuit de geschiedenis. In het overzicht dat Van Essen schrijft over 200 jaar leraren opleiden voor het basisonderwijs, noemt ze één constante. Er wordt al die tijd gezocht naar een gewenst evenwicht tussen theorie en praktijk (Van Essen, 1994; 2006). In dit hoofdstuk wordt vanuit een beknopt historisch overzicht de relatie tussen de onderwijs-/lerarenopleidingspraktijk en (onderwijs)onderzoek beschreven; de relatie tussen de praktijk van het opleiden en kennis als opbrengst van onderzoek. Uitgangspunt is dat een historisch overzicht een breder en meer genuanceerd perspectief biedt op de huidige verhouding tussen praktijk en theorie/onderzoek binnen de lerarenopleidingen en deze daardoor verheldert. In een korte inleidende paragraaf worden eerst de termen onderzoek(sopbrengsten) en opleidingspraktijk belicht. In de vervolgparagrafen wordt beschreven hoe onderzoek en de opbrengsten daarvan enerzijds en de praktijk waarin leraren worden opgeleid anderzijds zich altijd op enige wijze tot elkaar verhouden hebben. De tweede paragraaf gaat over het bijna vanzelfsprekend samengaan van praktijk en theorie in de negentiende eeuw. Als in de twintigste eeuw de roep om meer theorie in de opleidingen toeneemt, vindt men in de praktijk de dan aanwezige theorie niet altijd bruikbaar. Dat lijkt samen te vallen met de erkenning van pedagogiek als wetenschap in Nederland aan het begin van de twintigste eeuw en de behoefte en ook noodzaak zich als wetenschap in ontwikkeling afgezonderd van de praktijk te ontwikkelen. Theorie en praktijk groeien uit elkaar (paragraaf drie). In paragraaf vier wordt gerapporteerd over de ervaren noodzaak en behoefte aan het weer tot elkaar komen van onderzoek en opleidingspraktijk. Het verlangen daartoe leidt nog niet tot realisering. In een laatste paragraaf wordt vanuit het perspectief van de opleidingspraktijk beschreven hoe onderzoek daarin een definitieve en geïntegreerde plek kan krijgen.
2018, Article / Letter to editor (VELON, vol. 39, iss. 2, (2018), pp. 31-46)Aandacht voor diversiteit in teams van scholen en dus op de lerarenopleiding is een belangrijk speerpunt voor zowel de PO-raad (de raad waarin werkgevers in het primair onderwijs zich verenigd hebben) als de landelijke Vereniging Hogescholen in Nederland. Er worden drie groepen genoemd die in verband worden gebracht met een ervaren tekort aan diversiteit in onderwijsteams, namelijk een tekort aan mannelijke leraren, leraren met een niet-westers allochtone achtergrond en leraren die als voorafgaand aan de lerarenopleiding een middelbare beroepsopleiding hebben gevolgd (mbo). Dit zijn minderheidsgroepen binnen teams in basisscholen, maar ook binnen de studentenpopulatie op de lerarenopleiding. Bij deze studenten is de instroom relatief laag, de doorstroom moeizamer en vaker dan gemiddeld vallen zij uit zonder diploma. Het voorliggend onderzoek wil meer helderheid verschaffen over voor de opleiding relevante verschillen tussen de doorsnee pabostudent en studenten uit de minderheidsgroepen. Er is gezocht naar kenmerken en factoren waarop studenten kunnen worden onderscheiden en die relevant zijn voor hun professionele identiteit. Door middel van een vragenlijst is geprobeerd een beschrijving te geven van de studentenpopulatie van de pedagogische academie voor basisonderwijs (pabo) in Nederland. In totaal hebben 551 studenten van één opleiding - de HAN Pabo - de vragenlijst volledig ingevuld. De genoemde minderheidsgroepen verschillen op een aantal onderdelen significant van elkaar en van de meerderheidsgroep. Met deze vragenlijst is de diversiteit van de HAN Pabo beter in kaart gebracht; gegevens die de opleiding kan gebruiken om het opleidingsprogramma meer op maat van de diverse studenten te maken.
2017, Part of book or chapter of book (, pp. 83-94)Het inrichten van landelijke expertise- of kenniscentra wordt vaak genoemd als middel om het praktijkgericht onderwijsonderzoek in de lerarenopleidingen van hogescholen te versterken en meer te positioneren, zichtbaarder te maken (Kaldewaij & Slotman, 2016; Vereniging Hogescholen, 2015). Het gevaar van dergelijke centra is dat er te veel nadruk wordt gelegd op slechts één van de kerntaken van lectoraten in het hbo en de andere twee veronachtzaamd worden. Als Netwerk Lectoren Lerarenopleidingen pleiten we daarom voor het inrichten van netwerken waarin optimaal en in samenhang aan alle kerntaken kan worden gewerkt. In dit hoofdstuk gaan we eerst in op de drievoudige taakstelling van praktijkgericht onderzoek in het hbo. Bij hun aanstelling kregen lectoren de opdracht bij te dragen aan 1) de verdere ontwikkeling en professionalisering van de lerarenopleidingen, 2) de innovatie van de onderwijspraktijk/het werkveld (primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs) en 3) de ontwikkeling van kennis. We beschrijven de opbrengsten van de afgelopen vijftien jaar, die niet verloren Mogen gaan. Vervolgens bespreken we hoe dit praktijkgericht onderzoek nog sterker kan. Wat vraagt dit van lectoren c.q. lectoraten en hun partners en welke organisatievormen passen daarbij? We benoemen richtinggevende criteria die kunnen bijdragen aan de vormgeving en versterking van netwerken waarin praktijkgericht onderzoek, lerarenopleidingen en het onderwijswerkveld samenkomen en zichtbaar zijn.
2016, Article / Letter to editor (Veerkracht, vol. 13, iss. 1, (2016), pp. 38-39)Ben je een lerarenopleider? De kans is groot dat je behoort tot de beroepsgroep van lerarenopleiders. Iedereen die studenten opleidt tot leraar of nascholing van leraren verzorgt, is een lerarenopleider, ongeacht of dit nu op een school of een lerarenopleiding plaatsvindt. Als je op een basisschool werkt en als taak hebt om studenten van de KPZ te begeleiden, dan ben je dus niet alleen een leraar, maar ook een lerarenopleider. Voor al deze verschillende lerarenopleiders is door de Vereniging Lerarenopleiders Nederland (VELON ) een kennisbasis ontwikkeld. In dit artikel vertellen we hier meer over.
2015, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Lerarenopleiders, vol. 36, iss. 3, (2015), pp. 79-92)De Onderwijsraad (2014) schrijft dat er in de dagelijkse onderwijspraktijk behoefte is aan een nieuw soort leraar. Scholen hebben innovatieve professionals nodig; leraren die beschikken over een onderzoekende houding en onderzoeksvaardig zijn. Daartoe wordt op alle lerarenopleidingen een leerlijn onderzoek opgezet, zo ook op de Arnhemse locatie van de HAN Pabo. Als onderdeel van de leerlijn voeren studenten in het tweede jaar van de opleiding een deel van een onderzoek uit. Onderzocht is of het uitvoeren van deze onderzoeksopdracht bijdraagt aan de ontwikkeling van een onderzoekende houding van studenten. Om de ontwikkeling in onderzoekende houding in kaart te brengen is vóór en na het werken aan de opdracht gemeten of studenten zich kritisch opstellen ten opzichte van gegeven informatie. Uit dit onderzoek blijkt dat de studenten in de tussenliggende periode amper groeien in hun onderzoekende houding: slechts 11 van de 60 studenten zijn in de nameting meer kritisch ten opzichte van gegeven informatie dan in de voormeting. Een meer expliciete benadering lijkt nodig om te stimuleren dat studenten groeien in hun onderzoekende houding.
2015, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Lerarenopleiders, vol. 36, iss. 2, (2015), pp. 59-75)Economische en maatschappelijke ontwikkelingen vragen om een kwaliteitsverbetering van het onderwijs en om dat te bewerkstelligen hebben lerarenopleidingen binnen de hogescholen een onderzoekstaak gekregen. Voor een succesvolle implementatie van de onderzoekstaak lijkt professionalisering van lerarenopleiders een belangrijke voorwaarde. Docenten worden aangemoedigd een hogere opleidingsgraad te halen door het volgen van een masteropleiding of door te promoveren. Vooral promoveren betekent een onderdompeling in de academische wereld die anders is dan de professionele wereld waarin leraren opgeleid worden. Lerarenopleiders die gaan promoveren overschrijden daarmee de traditionele grenzen tussen het hbo en de academische wereld. Hun onderdompeling in de academische wereld is ook van invloed op hun professionele identiteit. Dit artikel gaat over de professionele identiteit - en de daarop van invloed zijnde omstandigheden - van lerarenopleiders die het opleiden van leraren hebben gecombineerd met een promotieonderzoek. Bij het onderzoek zijn vijftien lerarenopleiders van pabos en tweedegraads lerarenopleidingen in Nederland betrokken die in de afgelopen tien jaar zijn gepromoveerd. Onderzocht is hoe zij het werken aan hun promotieonderzoek hebben ervaren en wat dat betekent voor hun professionele identiteit. Uit de resultaten blijkt dat er voor de lerarenopleiders die zijn gepromoveerd veel is veranderd; zij zijn naar eigen beleving onderzoekende en daardoor betere opleiders geworden. De lerarenopleiding waarin ze blijven werken, is echter (nog) niet mee veranderd. Het promotieonderzoek van een medewerker levert voor de praktijk bruikbare, relevante kennis en een hoger opgeleide medewerker waar de lerarenopleiding niet vanzelfsprekend gebruik van maakt.
2015, Article / Letter to editor (Didactief, vol. 2015, iss. September, (2015), pp. 46-47)Onderzoek naar beleving van het 5-gelijke dagen model door kinderen. Vanuit het Kenniscentrum Kwaliteit van Leren is onderzocht wat kinderen vinden van alternatieve schoolroosters. Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van een vragenlijst en opstellen gemaakt door kinderen. Het blijkt dat de kinderen van groep 5 tot en met 8 heel tevreden zijn over dit rooster. Minpuntjes die genoemd worden zijn: als je op school eet, krijg je nooit iets bijzonders tussen de middag. Thuis is er nog af en toe een tosti of zo. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Optimus, een groot schoolbestuur in Brabant. Twaalf scholen van Optimus hebben aangepaste schooltijden. Wat de kinderen betreft kunnen de andere scholen ook wel overstappen.
2014, Article in monograph or in proceedings ()Paper in symposium: ‘International Perspectives on the Professional Development of Teacher Educators in Contemporary University Contexts’. Presented at the Annual meeting of the American Educational Research Association, Philadelphia, USA. In this paper we examine the development of the professional identity of teacher educators who combine studying for a doctoral degree with working as teacher educators. While working on their doctoral thesis, teacher educators move temporarily from the semi-academic world of teacher education into the academic world of universities. Semi-structured interviews were held with ten teacher educators. Although the research topics, their experiences in conducting research and their professional life after obtaining the PhD degree differ in many ways, they all stated that they had developed a research identity as part of their former identity. Nevertheless none of the teacher educators, except one temporarily, made a job shift towards the academic world after finishing the doctoral thesis. They preferred the semi-academic world of teacher education where the focus is on education and practice-based research – if they are engaged in it at all - is a minor part of the work of teacher educators.
2014, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Lerarenopleiders, vol. 35, iss. 2, (2014), pp. 35-44)Onderzoek doen en leraren opleiden die hun eigen beroepspraktijk onderzoekend kunnen vernieuwen is een relatief nieuwe taak voor lerarenopleiders binnen de hogescholen in Nederland en Vlaanderen. Internationaal hebben zich eerder vergelijkbare ontwikkelingen voortgedaan. Hieruit zijn drie thema’s te destilleren die ook voor de Nederlandse en Vlaamse context relevant zijn, namelijk de positionering van de lerarenopleidingen in het bestel van het hoger onderwijs, de veranderende rol en taken van de lerarenopleider en de verschuivingen in de onderzoeksopvatting. In dit artikel schetsen we kort het waarom van de nieuwe ontwikkelingen en zullen we verder ingaan op de drie thema’s. Op basis hiervan zal een aantal gemeenschappelijke aandachtspunten bij de implementatie van de onderzoeksfunctie worden beschreven. Deze aandachtspunten zijn: (1) aandacht voor discussie over de definitie van onderzoek en de rolopvatting van de opleiders, (2) aandacht voor de professionele ontwikkeling en de ruimte om onderzoek uit te proberen en (3) het creëren van de juiste randvoorwaarden.
2013, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Lerarenopleiders, vol. 34, iss. 3, (2013), pp. 55-66)Op de Nederlandse lerarenopleiding voor het basisonderwijs (de pabo) worden leraren opgeleid voor het onderwijs aan kinderen van vier tot twaalf jaar. Opleidingen verschillen wat betreft het tijdstip waarop wordt gekozen voor een leeftijdsspecialisatie. Nogal wat pabos laten studenten al in het eerste jaar van de opleiding kiezen omdat vooral mannelijke studenten een sterke voorkeur zouden hebben voor het oudere kind en opzien tegen het werken met kleuters. Mannelijke studenten zouden op de pabo meer gemotiveerd blijven als ze niet belast worden met een kleuterstage of onderwijs aan kleuters. Vanuit de onderwijspraktijk en zeker door de kleuterspecialisten wordt zon vroege specialisatie betreurd. Als er al vroeg op de pabo gekozen wordt, leren (mannelijke) studenten niet alleen te weinig over het leren van jonge kinderen maar ook te weinig over het specifieke van kleuteronderwijs om goed te kunnen kiezen. Bij een van de pabos, waar het keuzeproces vroegtijdig plaatsvindt is evaluatief en beschrijvend onderzocht of (mannelijke) studenten op dat moment al voldoende weten om weloverwogen te kunnen kiezen. We beschrijven wat uit de theorie bekend is over het keuzeproces en evalueren vanuit verschillende perspectieven de gevolgde werkwijze en de gevolgen daarvan op deze pabo.
2013, Book (monograph) In het boek wordt ingegaan op de wijze waarop binnen de Pabo van de Hogeschool van Arnhem is gewerkt aan verhoging van de uitstroom van gekwalificeerde mannelijke leraren basisonderwijs. Het onderzoek- en ontwikkelproject is uitgevoerd door onderzoekers van het Kenniscentrum Kwaliteit van Leren, lerarenopleiders van de HAN-Pabo en leraren basisonderwijs die als stagebegeleiders betrokken. Naast een aantal inleidende hoofdstukken waarin de achterliggende theorie en werkwijze wordt beschreven, worden in afzonderlijke hoofdstukken de verschillende deelprojecten beschreven. Deelprojecten zijn onder andere: ‘Reflecteren moet je leren’; Van sturing tot zelfsturing’ en ‘Op mannelijke maat begeleiden’.
2013, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Lerarenopleiders, vol. 34, iss. 4, (2013), pp. 57-73)Binnen de Nederlandse lerarenopleidingen wordt op verschillende manieren gewerkt aan de professionalisering van de docenten met betrekking tot hun onderzoeksvaardigheden. In dit artikel presenteren en bediscussiëren we vier verschillende vormen van docentenprofessionalisering en de opbrengsten daarvan binnen drie Nederlandse hogescholen, de Fontys Hogeschool, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en Hogeschool Windesheim. De voorlopige uitkomsten van dit exploratieve onderzoek laten zien dat de opbrengsten tussen de verschillende vormen van professionaliseringstrajecten niet van elkaar lijken te verschillen. Deelnemers noemen vooral opbrengsten die direct hun eigen professionaliteit beïnvloeden, zoals toegenomen kennis en een aangescherpte visie over (praktijk)onderzoek. Daarnaast blijkt de uitwisseling van ervaringen voor de deelnemers belangrijk te zijn.
2013, Part of book or chapter of book (, pp. 221-235)Vijfentachtig procent van de leraren op de basisschool is vrouw en het percentage mannelijke leraren daalt nog steeds. Projecten om meer jongens te interesseren voor een baan als leraar basisonderwijs leiden niet tot grote veranderingen in de samenstelling van teams en vaak tot onjuiste en suggestieve berichten in de publieksmedia. Het lijkt tijd voor een blikwisseling. We zouden moeten streven naar meer diversiteit en ons niet moeten beperken tot seksediversiteit. In deze bijdrage geven we eerst een getalsmatig beeld van de naar sekse homogeen samengestelde teams in het basisonderwijs, de oorzaken daarvan en de zorgen die daarover worden geuit. In het tweede deel van dit essay betogen we dat teams in het basisonderwijs en studentenpopulaties op de lerarenopleidingen in veel meer opzichten heterogeen van samenstelling zouden moeten en kunnen zijn. We sluiten af met enkele eerste ideeën om de diversiteit die wij graag zouden zien in het basisonderwijs en op de lerarenopleiding te bewerkstelligen.
2012, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Lerarenopleiders, vol. 33, iss. 4, (2012), pp. 15-23)Er kiezen in verhouding maar weinig jongens voor de opleiding tot leraar primair onderwijs (pabo)1 en van die kleine groep haalt nog niet de helft de eindstreep. Daarnaast wordt er vaker geklaagd over de kwaliteit van mannelijke afgestudeerden. Het geringe aantal mannelijke leraren primair onderwijs wordt als problematisch gezien omdat dit leidt tot te homogeen samengestelde teams. Met het door de Nederlandse overheid gesubsidieerde project ‘Meer Mans’ pogen we op de twee pabo’s van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN)2 te bewerkstelligen dat meer mannelijke studenten goed opgeleid de eindstreep halen. In dit artikel schetsen we de aanleiding en vervolgens de theorie die heeft geleid tot de specifieke opzet en werkwijze van het project3 waarin onderzoek en onderwijsontwikkeling in de praktijk van de lerarenopleiding gecombineerd wordt. Naast die algemene projectbeschrijving rapporteren we over de dataverzameling, -analyse en resultaten van de herhaalde metingen naar sekseverschillen in prestaties zoals ze gedurende de looptijd van het project (2,5 jaar) uitgevoerd zijn. Na twee jaar kunnen we constateren dat de sekseverschillen in prestaties kleiner zijn geworden.
2011, Article / Letter to editor (Teachers and Teaching: Theory and Practice, vol. 17, iss. 5, (2011), pp. 575-596)In the Netherlands only a small number of male students opt for primary school teaching and a relatively large percentage of them leave without graduating. A small-scale research project was set up to explore the question: Can gender-specific student factors be identified in relation to the initial teacher education curriculum that leads to the differences in the dropout rate? Data were collected among a group of 15 female and 15 male students from one teacher training college (or college of education). Concepts with regard to student factors are: motivation for the profession and expectations as to the curriculum. As for the initial teacher education curriculum, the focus is on the way in which the students perceive the content, the didactic approach, the organisation and the evaluation of the curriculum. In addition, data are collected about student performance. We found meaningful gender-specific differences in students’ motives for the profession and expectations as to the curriculum, and gender differences in the way students experience and assess the curriculum offered. These gender differences may explain the gender-specific performance. In order to prevent that especially male students drop out or are not educated well, it is necessary that colleges of education pay attention to the needs and desires of this relatively small group of students.
2011, Article / Letter to editor (Netwerk voor Lerarenopleidingen Natuurwetenschappen en Techniek, vol. 2011, (2011))Er kiezen te weinig jongeren en vooral te weinig meisjes voor een bètastudie en als een van de oorzaken wordt het gebrek aan aandacht daarvoor in het primair onderwijs genoemd (King, Shumow, & Lietz, 2001); leraren primair onderwijs ervaren een tekort aan natuurwetenschappelijke kennis en missen de specifieke interesse missen die nodig is om kinderen te inspireren en uit te dagen (Davies, 2003; Mulholland & Wallace, 2005; Roychoudhury, Tippins, & Nichols, 1995). Het Platform Bèta Techniek heeft als onderdeel van de oplossing van het tekortenprobleem het programma Verbreding Techniek in het Basisonderwijs -Professionalisering geïnitieerd met als belangrijkste doel: door scholing van (toekomstige) leraren meer aandacht voor wetenschap en techniek in het basisonderwijs. Geschoolde leraren zullen op hun beurt het enthousiasme bij kinderen vergroten. Aandacht voor sekseverschillen is daarbij een belangrijk thema maar het is nog de vraag of er voldoende kennis is over de wijze waarop dat zou moeten. In de literatuur is gezocht naar knelpunten en aanknopingspunten voor gender-inclusief (professionaliseren voor) onderwijs in wetenschap en techniek.
2011, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Lerarenopleiders, vol. 32, iss. 1, (2011), pp. 21-30)Op Pabo Arnhem (lerarenopleiding primair onderwijs) konden studenten tot 2009 kiezen tussen een regulier studietraject waarin ze naast de theorieverwerving op de opleiding stage lopen op een basisschool. Een alternatieve keuze betreft het traject ‘opleiden in de school’ (oids) waarin het leren vooral praktijkgestuurd is en de basisschool medeverantwoordelijk is voor het opleiden van de toekomstige collega. De ontwikkelaars van het traject ‘opleiden in de school’ wilden graag een instrument (een checklist) om het kiezen te vergemakkelijken en om -zoveel als mogelijk- daarvoor ‘geschikte’ studenten op de opleidingsscholen te kunnen plaatsen. De tweedeling in studietrajecten bestaat nog steeds, maar de keuze wordt minder aan studenten overgelaten en meer door opleiders bepaald. De opleiders van Pabo Arnhem hebben ervoor gekozen de checklist voorlopig niet te gebruiken omdat de toewijzing aan een van de twee studietrajecten niet altijd samenvalt met meer of minder geschikt zijn. Het instrument blijft desondanks waardevol, omdat het uitspraken doet over de mate waarin studenten in staat zijn hun leerproces zelf te sturen. Een competentie die voor opleiden in de school van belang is maar evenzeer binnen het reguliere traject.
2010, Article / Letter to editor (Veerkracht. een Tijdschrift voor Leraren en Opleiders Primair Onderwijs, vol. 7, iss. 2, (2010), pp. 4-9)Er zitten relatief weinig jongens op de Pabowaardoor er uiteindelijk maar een gering aantal mannen als leraar werkt in het primair onderwijs. Dat lijkt - zeker als we ook alle berichtgeving daarover in de publiekspers moeten geloven - een groot probleem.
2010, Article / Letter to editor (Jeugd in School en Wereld, vol. 94, iss. 7, (2010), pp. 12-16)In het primair onderwijs werken al jaren veel meer vrouwelijke dan mannelijke leerkrachten. Vooral de laatste twee decennia is het aantal vrouwen voor de klas sterk toegenomen. Feminisering van het leerkrachtencorps is geen goede ontwikkeling, maar minder kwalijk dan vaak wordt geschetst. leerkrachten moeten zich, ongeacht hun sekse, vooral richten op het meegeven van de juiste bagage aan jongens én meisjes.
2010, Part of book or chapter of book (, pp. 65-79)In dit artikel gaan we in op de zin van praktijkgericht onderzoek voor hbo’ers. Daarvoor beschrijven we eerst maatschappelijke en economische veranderingen die maken dat de nog steeds bestaande kloof tussen (academische) theorie en praktijkkennis moet worden overbrugd en er nieuwe professionals nodig zijn. Vervolgens wordt beschreven wat er binnen het hbo gebeurt en nog moet gebeuren opdat onderwijs en onderzoek verbonden worden: Lectoren (lectoraten) in het hbo; aanpassing van curricula van de (bachelor- en master)opleidingen; en personeel dat zorgt voor de uitvoering. Het artikel wordt afgesloten met het soort onderzoek dat we willen binnen het hbo en een aantal good practices. De eindparagraaf betreft de leeropbrengst van onderzoek binnen de bacheloropleidingen van de FEM. Onderzoek leidt tot betere professionals. Daarmee is vanuit de opleidingspraktijk aangetoond dat het ‘zin’ heeft.
2010, Part of book or chapter of book (, pp. 13-26)Onderzoek naar sekseverschillen vindt veelal plaats binnen wetenschappelijke disciplines als antropologie, genderstudies, filosofie, sociologie, psychologie en recent ook binnen de neurowetenschappen. Binnen die disciplines focust onderzoek op het vinden van verklaringen voor het ontstaan of bestaan van sekseverschillen of het sec beschrijven van sekseverschillen als fenomeen. Informatie daarover haalt regelmatig de publiekspers. Binnen onderwijskunde en (onderwijs)pedagogiek, die beide bij uitstek gezien kunnen worden als handelingswetenschappen, is veel minder belangstelling voor sekseverschillen waardoor het in mainstream onderzoek (te) vaak genegeerd wordt of hooguit als variabele wordt meegenomen. Ook binnen de onderwijspraktijk is er slechts beperkt aandacht voor sekseverschillen terwijl dat wel nodig is. Ik wil in onderstaand artikel een pleidooi houden voor meer aandacht voor sekseverschillen en de wijze waarop we daar didactisch en pedagogisch adequaat – dus met pedagogische kwaliteit – naar zouden moeten handelen. Ik zal eerst beschrijven wat onderwijs met pedagogische kwaliteit is. Vervolgens ga ik in op de sekseverschillen zoals deze zich voordoen bij kinderen en jongeren in het onderwijs. Daarbij maak ik onderscheid tussen de eerste helft van de twintigste eeuw, waarin omgaan met sekseverschillen vanzelfsprekend bij de pedagogische taak van het onderwijs behoorde, en een latere, meer recente tweede periode waarin dat minder vanzelfsprekend is, maar des te meer gewenst.
2010, Article / Letter to editor (Congresbundel Hanovatie Themadag 2010, (2010), pp. 13-26)In het artikel wordt eerst een omschrijving gegeven van studierendement en de actualiteit van het thema. Vervolgens wordt achtereenvolgens ingegaan op de sekseverschillen in prestaties en rendementen zoals ze zich voordoen in het primair en voortgezet onderwijs, het lager en middelbaar beroepsonderwijs en de sekseverschillen in studierendement binnen het hoger beroepsonderwijs. De tweede helft van het artikel gaat over het onderzoek dat de auteur op de pabo heeft gedaan naar oorzaken voor seksespecifieke studierendementen. Gebruikmakend van een bestaand verklaringsmodel is aangetoond dat seksespecifieke studierendementen op de pabo zeker voor een deel het gevolg zijn van curriculumaspecten die onvoldoende afgestemd zijn op de studentfactoren van (in dit geval) de mannelijke studenten. Het gevolg is dat zij gemiddeld langer over de opleiding doen en vaker voortijdig afhaken dan vrouwelijke studenten. Omdat het in dat onderzoek gaat om sekseverschillen die algemeen bekend en erkend zijn, leidt het tot aanbevelingen die ook voor andere opleidingen in het hbo bruikbaar zijn.
2009, Part of book or chapter of book (, pp. 35-47)In deze bijdrage ga ik in op wat feminisering van het onderwijs is en hoe we daar de afgelopen 25 jaar – zowel op de pabo als in het basisonderwijs – mee te maken hebben gekregen. De keerzijde is masculinisering en ik zal eveneens laten zien hoe zich dat in het onderwijs voordoet. Zowel feminisering als masculinisering hebben negatieve gevolgen. Ik wil duidelijk maken dat de gevolgen van de feminisering minder erg zijn dan we volgens de pers moeten geloven, maar dat het desondanks een ongewenste ontwikkeling is. Tot slot geef ik aan hoe we zowel in het basisonderwijs als op de pabo kunnen werken aan een ommekeer, dat wil zeggen: meer diversiteit in het onderwijs in alle functies.
2009, Article / Letter to editor (Pedagogische Studiën, vol. 86, iss. 4, (2009), pp. 263-281)Na vijf jaar opleiding heeft 47 procent van de mannelijke pabostudenten tegenover 70,6 procent van de vrouwelijke pabostudenten het diploma gehaald. Het hier gerapporteerde onderzoek is opgezet om verklaringen te vinden voor dit verschil in studierendement. Aansluitend bij bestaande verklaringsmodellen voor seksespecifieke studierendementen (Dekkers, 1998; Eccles, 1984) veronderstellen we dat het rendement van deze minderheidsgroep op de pabo beïnvloed wordt door sekseverschillen in studentfactoren in samenhang met sekseverschillen in curriculumperceptie. Bij een onderzoeksgroep bestaande uit vijftien mannelijke en vijftien vrouwelijke pabostudenten is gedurende de eerste tweeënhalf jaar van hun opleiding nagegaan of er seksespecifieke verschillen zijn in beroepsmotivatie en opleidingsverwachtingen, of pabostudenten het geboden curriculum seksespecifiek percipiëren, en of de samenhang daartussen het seksespecifieke studierendement kan verklaren. We concluderen dat het curriculum van de pabo minder goed aansluit bij de beroepsmotieven en opleidingsverwachtingen van mannelijke pabostudenten waardoor het verklaarbaar is dat zij vaker dan vrouwelijke studenten afhaken voordat de eindstreep behaald is.
2009, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Lerarenopleiders, vol. 30, iss. 4, (2009), pp. 41-51)Pabo Arnhem van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en de basisscholen die behoren tot de Arnhemse stichting voor openbaar basisonderwijs De Basis hebben gezamenlijk een nieuw opleidingstraject opleiden in de school 1 (oids) ontwikkeld. Arnhemse pabostudentenkunnen aan het eind van hun eerste opleidingsjaar kiezen voor de opleidingsvariant oids of voor het al langer bestaande reguliere opleidingstraject. Tegenover het enthousiasme en de inzet voor de nieuwe opleidingsvariant bij bestuurders, managers en opleiders van zowel de lerarenopleiding als de deelnemende basisscholen is de desinteresse van studenten opvallend en teleurstellend. Er is in opdracht van het samenwerkingsverband onderzocht waarommaar zo weinig studenten kiezen voor opleiden in de school. Zowel de overheersende gedachte dat je binnen oids veel harder moet werken als het onvoldoende geïnformeerd zijn over deze nieuwe opleidingsvariant maken dat slechts weinig studenten ervoor kiezen. In dit artikel rapporteren we over het onderzoek naar het keuzeproces bij pabostudenten voor één van de twee opleidingsvarianten. In een inleidende paragraaf lichten we het probleem toe. Vervolgenswordt beschreven wat er vanuit de theorie bekend is over dit keuzeproces en hoe we tot de onderzoeksvraag zijn gekomen. We gaan in op de opzet van het onderzoek en vervolgens presenteren en bespreken we de resultaten. We sluiten af met conclusies, punten van discussie en aanbevelingen die ertoe kunnen leiden dat meer studenten in de toekomst kiezen voor het traject oids.
2008, Article / Letter to editor (Onderwijsinnovatie, vol. 10, iss. 2, (2008), pp. 10-13)Met de komst van lecoraten zijn hogescholen zich ook gaan richten op ‘toegepast onderzoek’. Maar past dat wel in het hbo? En zo ja, hoe implementeer je dat? Dit artikel beschrijft hoe binnen de HAN de competentie ‘Onderzoek doen’ hogeschoolbreed is ingekaderd.
2008, Article / Letter to editor (Thema: Tijdschrift voor Hoger Onderwijs en Management, vol. 15, iss. 1, (2008), pp. 56-61)Onderzoek in het hoger beroepsonderwijs krijgt zowel in de media als binnen de opleidingen zelf steeds meer aandacht. En hoewel we er eigenlijk niet meer omheen kunnen, zijn er op de opleidingen nog veel tegenstanders. De tegenzin lijkt vooral gevoed door de overtuiging dat onderzoek binnen het hbo niet haalbaar en nodig is, en door onduidelijkheid over het hoe dat onderzoek er dan uitziet. ‘Hogescholen moeten geen universiteit willen spelen’, zo wordt gezegd. Vooral dat laatste maakt duidelijk dat onderzoek binnen het hoger beroepsonderwijs nog geen opzichzelfstaand gegeven is, nog geen eigen identiteit heeft. Aan het identificeren van het onderzoek in het hoger beroepsonderwijs willen we een bijdrage leveren. Niet om het af te bakenen of een bepaalde richting uit te sturen, maar om de beroepsbeoefenaren in het hbo handvatten te geven bij het nadenken over en doen van onderzoek. Dit artikel gaat over onderzoek in het hbo waarbij we vanwege de vertrouwdheid daarmee de lerarenopleiding primair onderwijs als case nemen. Achtereenvolgens wordt beschreven waarom onderzoek in het hbo en op de lerarenopleiding nodig is, hoe dat onderzoek omschreven kan worden en eruitziet en tot slot gaan we in op de winst voor studenten, de opleiding en beroepspraktijk.