2017, External research report Academische opleidingsscholen combineren inmiddels al tien jaar op succesvolle wijze de lerarenopleiding met praktijkonderzoek. Wat is hun geheim? Gedurende tien jaar is binnen academische opleidingsscholen (AOS) gewerkt aan de structuur en cultuur die nodig is om onderzoek in de school uit te voeren. Daarmee zijn zij voorlopers in de ontwikkeling naar meer praktijkonderzoek in de school. Zij zijn in die tien jaar unieke ervaringsdeskundigen geworden. Er zijn weinig scholen die zoveel onderzoekservaring hebben opgedaan en gewerkt hebben aan een onderzoekende cultuur. Per 1 januari 2017 is de subsidie voor de academische kop officieel gestopt, een mooi moment om terug te kijken welke lessen we kunnen leren over praktijkonderzoek in de school. Het delen van de ervaringen van deze scholen kan andere scholen die meer onderzoekend willen werken inspireren en richting geven.
2015, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Lerarenopleiders, vol. 36, iss. 3, (2015), pp. 79-92)De Onderwijsraad (2014) schrijft dat er in de dagelijkse onderwijspraktijk behoefte is aan een nieuw soort leraar. Scholen hebben innovatieve professionals nodig; leraren die beschikken over een onderzoekende houding en onderzoeksvaardig zijn. Daartoe wordt op alle lerarenopleidingen een leerlijn onderzoek opgezet, zo ook op de Arnhemse locatie van de HAN Pabo. Als onderdeel van de leerlijn voeren studenten in het tweede jaar van de opleiding een deel van een onderzoek uit. Onderzocht is of het uitvoeren van deze onderzoeksopdracht bijdraagt aan de ontwikkeling van een onderzoekende houding van studenten. Om de ontwikkeling in onderzoekende houding in kaart te brengen is vóór en na het werken aan de opdracht gemeten of studenten zich kritisch opstellen ten opzichte van gegeven informatie. Uit dit onderzoek blijkt dat de studenten in de tussenliggende periode amper groeien in hun onderzoekende houding: slechts 11 van de 60 studenten zijn in de nameting meer kritisch ten opzichte van gegeven informatie dan in de voormeting. Een meer expliciete benadering lijkt nodig om te stimuleren dat studenten groeien in hun onderzoekende houding.
2012, External research report In het beroepsonderwijs zijn grote onderwijsvernieuwingen gaande. De heterogene leerlingengroep, de kwalificatiedossiers, de examenprofielen en het opnieuw benadrukken van de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming (BPV) vragen elk voor zich mbo-docenten waar hoge eisen aan gesteld worden. Mbo-docenten werken in een complexe omgeving. In die omgeving gaat het zeker niet alleen om de docent en zijn klas, maar ook om de docent en de individuele leerling, de docent en het bedrijfsleven, de docent en ouders en vooral de docent die samen met collega’s het onderwijs maakt en verzorgt. ILS-HAN wil studenten óók voorbereiden op een loopbaan als docent in het mbo. Als we ons daarbij realiseren dat zo’n 25% van de studietijd van de lerarenopleiding in de beroepspraktijk, c.q. het ROC of AOC wordt doorgebracht, dan is de relevantie van het onderzoek dat u nu voor zich hebt liggen, zonder meer duidelijk.
2009, Part of book or chapter of book (, pp. 31-40)This article describes a flexibility program for plateaued professionals in a technical Dutch firm operating in the consultancy sector we will refer to with the pseudonym Greentree Corp. First, we will discuss the impact reorganization had on job-requirements and career opportunities for technical employees. Secondly, we will discuss the program the company developed in close cooperation with external consultants to make the plateaued workforce more flexible and the outcomes of the flexibility program. Important components of the development policy were a three-day workshop designed for team managers to stimulate effective career discussions with their professionals, regular progress reviews within the organizational hierarchy and for the plateaued employees the use of Personal Development plans. Interviews with both managers and participants one year after the start of the program were carried out to measure the outcomes of the program in terms of the employability of the technical employees and satisfaction with the program.