2018, Part of book or chapter of book (Boei, F.; Willemse, M. (ed.), Kennisbasis Lerarenopleiders, Katern 5: onderzoek in de lerarenopleidingen, pp. 21-34)Lerarenopleiders en onderzoek hebben een relatie die niet altijd zonder problemen is. Dat is zeker voor een deel te verklaren vanuit de geschiedenis. In het overzicht dat Van Essen schrijft over 200 jaar leraren opleiden voor het basisonderwijs, noemt ze één constante. Er wordt al die tijd gezocht naar een gewenst evenwicht tussen theorie en praktijk (Van Essen, 1994; 2006). In dit hoofdstuk wordt vanuit een beknopt historisch overzicht de relatie tussen de onderwijs-/lerarenopleidingspraktijk en (onderwijs)onderzoek beschreven; de relatie tussen de praktijk van het opleiden en kennis als opbrengst van onderzoek. Uitgangspunt is dat een historisch overzicht een breder en meer genuanceerd perspectief biedt op de huidige verhouding tussen praktijk en theorie/onderzoek binnen de lerarenopleidingen en deze daardoor verheldert. In een korte inleidende paragraaf worden eerst de termen onderzoek(sopbrengsten) en opleidingspraktijk belicht. In de vervolgparagrafen wordt beschreven hoe onderzoek en de opbrengsten daarvan enerzijds en de praktijk waarin leraren worden opgeleid anderzijds zich altijd op enige wijze tot elkaar verhouden hebben. De tweede paragraaf gaat over het bijna vanzelfsprekend samengaan van praktijk en theorie in de negentiende eeuw. Als in de twintigste eeuw de roep om meer theorie in de opleidingen toeneemt, vindt men in de praktijk de dan aanwezige theorie niet altijd bruikbaar. Dat lijkt samen te vallen met de erkenning van pedagogiek als wetenschap in Nederland aan het begin van de twintigste eeuw en de behoefte en ook noodzaak zich als wetenschap in ontwikkeling afgezonderd van de praktijk te ontwikkelen. Theorie en praktijk groeien uit elkaar (paragraaf drie). In paragraaf vier wordt gerapporteerd over de ervaren noodzaak en behoefte aan het weer tot elkaar komen van onderzoek en opleidingspraktijk. Het verlangen daartoe leidt nog niet tot realisering. In een laatste paragraaf wordt vanuit het perspectief van de opleidingspraktijk beschreven hoe onderzoek daarin een definitieve en geïntegreerde plek kan krijgen.
2017, Part of book or chapter of book (, pp. 83-94)Het inrichten van landelijke expertise- of kenniscentra wordt vaak genoemd als middel om het praktijkgericht onderwijsonderzoek in de lerarenopleidingen van hogescholen te versterken en meer te positioneren, zichtbaarder te maken (Kaldewaij & Slotman, 2016; Vereniging Hogescholen, 2015). Het gevaar van dergelijke centra is dat er te veel nadruk wordt gelegd op slechts één van de kerntaken van lectoraten in het hbo en de andere twee veronachtzaamd worden. Als Netwerk Lectoren Lerarenopleidingen pleiten we daarom voor het inrichten van netwerken waarin optimaal en in samenhang aan alle kerntaken kan worden gewerkt. In dit hoofdstuk gaan we eerst in op de drievoudige taakstelling van praktijkgericht onderzoek in het hbo. Bij hun aanstelling kregen lectoren de opdracht bij te dragen aan 1) de verdere ontwikkeling en professionalisering van de lerarenopleidingen, 2) de innovatie van de onderwijspraktijk/het werkveld (primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs) en 3) de ontwikkeling van kennis. We beschrijven de opbrengsten van de afgelopen vijftien jaar, die niet verloren Mogen gaan. Vervolgens bespreken we hoe dit praktijkgericht onderzoek nog sterker kan. Wat vraagt dit van lectoren c.q. lectoraten en hun partners en welke organisatievormen passen daarbij? We benoemen richtinggevende criteria die kunnen bijdragen aan de vormgeving en versterking van netwerken waarin praktijkgericht onderzoek, lerarenopleidingen en het onderwijswerkveld samenkomen en zichtbaar zijn.
2016, Article / Letter to editor (Veerkracht, vol. 13, iss. 1, (2016), pp. 38-39)Ben je een lerarenopleider? De kans is groot dat je behoort tot de beroepsgroep van lerarenopleiders. Iedereen die studenten opleidt tot leraar of nascholing van leraren verzorgt, is een lerarenopleider, ongeacht of dit nu op een school of een lerarenopleiding plaatsvindt. Als je op een basisschool werkt en als taak hebt om studenten van de KPZ te begeleiden, dan ben je dus niet alleen een leraar, maar ook een lerarenopleider. Voor al deze verschillende lerarenopleiders is door de Vereniging Lerarenopleiders Nederland (VELON ) een kennisbasis ontwikkeld. In dit artikel vertellen we hier meer over.
2015, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Lerarenopleiders, vol. 36, iss. 2, (2015), pp. 59-75)Economische en maatschappelijke ontwikkelingen vragen om een kwaliteitsverbetering van het onderwijs en om dat te bewerkstelligen hebben lerarenopleidingen binnen de hogescholen een onderzoekstaak gekregen. Voor een succesvolle implementatie van de onderzoekstaak lijkt professionalisering van lerarenopleiders een belangrijke voorwaarde. Docenten worden aangemoedigd een hogere opleidingsgraad te halen door het volgen van een masteropleiding of door te promoveren. Vooral promoveren betekent een onderdompeling in de academische wereld die anders is dan de professionele wereld waarin leraren opgeleid worden. Lerarenopleiders die gaan promoveren overschrijden daarmee de traditionele grenzen tussen het hbo en de academische wereld. Hun onderdompeling in de academische wereld is ook van invloed op hun professionele identiteit. Dit artikel gaat over de professionele identiteit - en de daarop van invloed zijnde omstandigheden - van lerarenopleiders die het opleiden van leraren hebben gecombineerd met een promotieonderzoek. Bij het onderzoek zijn vijftien lerarenopleiders van pabos en tweedegraads lerarenopleidingen in Nederland betrokken die in de afgelopen tien jaar zijn gepromoveerd. Onderzocht is hoe zij het werken aan hun promotieonderzoek hebben ervaren en wat dat betekent voor hun professionele identiteit. Uit de resultaten blijkt dat er voor de lerarenopleiders die zijn gepromoveerd veel is veranderd; zij zijn naar eigen beleving onderzoekende en daardoor betere opleiders geworden. De lerarenopleiding waarin ze blijven werken, is echter (nog) niet mee veranderd. Het promotieonderzoek van een medewerker levert voor de praktijk bruikbare, relevante kennis en een hoger opgeleide medewerker waar de lerarenopleiding niet vanzelfsprekend gebruik van maakt.
2015, Article / Letter to editor (Didactief, vol. 2015, iss. September, (2015), pp. 46-47)Onderzoek naar beleving van het 5-gelijke dagen model door kinderen. Vanuit het Kenniscentrum Kwaliteit van Leren is onderzocht wat kinderen vinden van alternatieve schoolroosters. Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van een vragenlijst en opstellen gemaakt door kinderen. Het blijkt dat de kinderen van groep 5 tot en met 8 heel tevreden zijn over dit rooster. Minpuntjes die genoemd worden zijn: als je op school eet, krijg je nooit iets bijzonders tussen de middag. Thuis is er nog af en toe een tosti of zo. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Optimus, een groot schoolbestuur in Brabant. Twaalf scholen van Optimus hebben aangepaste schooltijden. Wat de kinderen betreft kunnen de andere scholen ook wel overstappen.
2013, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Lerarenopleiders, vol. 34, iss. 3, (2013), pp. 55-66)Op de Nederlandse lerarenopleiding voor het basisonderwijs (de pabo) worden leraren opgeleid voor het onderwijs aan kinderen van vier tot twaalf jaar. Opleidingen verschillen wat betreft het tijdstip waarop wordt gekozen voor een leeftijdsspecialisatie. Nogal wat pabos laten studenten al in het eerste jaar van de opleiding kiezen omdat vooral mannelijke studenten een sterke voorkeur zouden hebben voor het oudere kind en opzien tegen het werken met kleuters. Mannelijke studenten zouden op de pabo meer gemotiveerd blijven als ze niet belast worden met een kleuterstage of onderwijs aan kleuters. Vanuit de onderwijspraktijk en zeker door de kleuterspecialisten wordt zon vroege specialisatie betreurd. Als er al vroeg op de pabo gekozen wordt, leren (mannelijke) studenten niet alleen te weinig over het leren van jonge kinderen maar ook te weinig over het specifieke van kleuteronderwijs om goed te kunnen kiezen. Bij een van de pabos, waar het keuzeproces vroegtijdig plaatsvindt is evaluatief en beschrijvend onderzocht of (mannelijke) studenten op dat moment al voldoende weten om weloverwogen te kunnen kiezen. We beschrijven wat uit de theorie bekend is over het keuzeproces en evalueren vanuit verschillende perspectieven de gevolgde werkwijze en de gevolgen daarvan op deze pabo.
2011, Article / Letter to editor (Netwerk voor Lerarenopleidingen Natuurwetenschappen en Techniek, vol. 2011, (2011))Er kiezen te weinig jongeren en vooral te weinig meisjes voor een bètastudie en als een van de oorzaken wordt het gebrek aan aandacht daarvoor in het primair onderwijs genoemd (King, Shumow, & Lietz, 2001); leraren primair onderwijs ervaren een tekort aan natuurwetenschappelijke kennis en missen de specifieke interesse missen die nodig is om kinderen te inspireren en uit te dagen (Davies, 2003; Mulholland & Wallace, 2005; Roychoudhury, Tippins, & Nichols, 1995). Het Platform Bèta Techniek heeft als onderdeel van de oplossing van het tekortenprobleem het programma Verbreding Techniek in het Basisonderwijs -Professionalisering geïnitieerd met als belangrijkste doel: door scholing van (toekomstige) leraren meer aandacht voor wetenschap en techniek in het basisonderwijs. Geschoolde leraren zullen op hun beurt het enthousiasme bij kinderen vergroten. Aandacht voor sekseverschillen is daarbij een belangrijk thema maar het is nog de vraag of er voldoende kennis is over de wijze waarop dat zou moeten. In de literatuur is gezocht naar knelpunten en aanknopingspunten voor gender-inclusief (professionaliseren voor) onderwijs in wetenschap en techniek.
2011, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Lerarenopleiders, vol. 32, iss. 1, (2011), pp. 21-30)Op Pabo Arnhem (lerarenopleiding primair onderwijs) konden studenten tot 2009 kiezen tussen een regulier studietraject waarin ze naast de theorieverwerving op de opleiding stage lopen op een basisschool. Een alternatieve keuze betreft het traject ‘opleiden in de school’ (oids) waarin het leren vooral praktijkgestuurd is en de basisschool medeverantwoordelijk is voor het opleiden van de toekomstige collega. De ontwikkelaars van het traject ‘opleiden in de school’ wilden graag een instrument (een checklist) om het kiezen te vergemakkelijken en om -zoveel als mogelijk- daarvoor ‘geschikte’ studenten op de opleidingsscholen te kunnen plaatsen. De tweedeling in studietrajecten bestaat nog steeds, maar de keuze wordt minder aan studenten overgelaten en meer door opleiders bepaald. De opleiders van Pabo Arnhem hebben ervoor gekozen de checklist voorlopig niet te gebruiken omdat de toewijzing aan een van de twee studietrajecten niet altijd samenvalt met meer of minder geschikt zijn. Het instrument blijft desondanks waardevol, omdat het uitspraken doet over de mate waarin studenten in staat zijn hun leerproces zelf te sturen. Een competentie die voor opleiden in de school van belang is maar evenzeer binnen het reguliere traject.
2010, Article / Letter to editor (Veerkracht. een Tijdschrift voor Leraren en Opleiders Primair Onderwijs, vol. 7, iss. 2, (2010), pp. 4-9)Er zitten relatief weinig jongens op de Pabowaardoor er uiteindelijk maar een gering aantal mannen als leraar werkt in het primair onderwijs. Dat lijkt - zeker als we ook alle berichtgeving daarover in de publiekspers moeten geloven - een groot probleem.
2010, Article / Letter to editor (Jeugd in School en Wereld, vol. 94, iss. 7, (2010), pp. 12-16)In het primair onderwijs werken al jaren veel meer vrouwelijke dan mannelijke leerkrachten. Vooral de laatste twee decennia is het aantal vrouwen voor de klas sterk toegenomen. Feminisering van het leerkrachtencorps is geen goede ontwikkeling, maar minder kwalijk dan vaak wordt geschetst. leerkrachten moeten zich, ongeacht hun sekse, vooral richten op het meegeven van de juiste bagage aan jongens én meisjes.
2010, Part of book or chapter of book (, pp. 65-79)In dit artikel gaan we in op de zin van praktijkgericht onderzoek voor hbo’ers. Daarvoor beschrijven we eerst maatschappelijke en economische veranderingen die maken dat de nog steeds bestaande kloof tussen (academische) theorie en praktijkkennis moet worden overbrugd en er nieuwe professionals nodig zijn. Vervolgens wordt beschreven wat er binnen het hbo gebeurt en nog moet gebeuren opdat onderwijs en onderzoek verbonden worden: Lectoren (lectoraten) in het hbo; aanpassing van curricula van de (bachelor- en master)opleidingen; en personeel dat zorgt voor de uitvoering. Het artikel wordt afgesloten met het soort onderzoek dat we willen binnen het hbo en een aantal good practices. De eindparagraaf betreft de leeropbrengst van onderzoek binnen de bacheloropleidingen van de FEM. Onderzoek leidt tot betere professionals. Daarmee is vanuit de opleidingspraktijk aangetoond dat het ‘zin’ heeft.
2010, Part of book or chapter of book (, pp. 13-26)Onderzoek naar sekseverschillen vindt veelal plaats binnen wetenschappelijke disciplines als antropologie, genderstudies, filosofie, sociologie, psychologie en recent ook binnen de neurowetenschappen. Binnen die disciplines focust onderzoek op het vinden van verklaringen voor het ontstaan of bestaan van sekseverschillen of het sec beschrijven van sekseverschillen als fenomeen. Informatie daarover haalt regelmatig de publiekspers. Binnen onderwijskunde en (onderwijs)pedagogiek, die beide bij uitstek gezien kunnen worden als handelingswetenschappen, is veel minder belangstelling voor sekseverschillen waardoor het in mainstream onderzoek (te) vaak genegeerd wordt of hooguit als variabele wordt meegenomen. Ook binnen de onderwijspraktijk is er slechts beperkt aandacht voor sekseverschillen terwijl dat wel nodig is. Ik wil in onderstaand artikel een pleidooi houden voor meer aandacht voor sekseverschillen en de wijze waarop we daar didactisch en pedagogisch adequaat – dus met pedagogische kwaliteit – naar zouden moeten handelen. Ik zal eerst beschrijven wat onderwijs met pedagogische kwaliteit is. Vervolgens ga ik in op de sekseverschillen zoals deze zich voordoen bij kinderen en jongeren in het onderwijs. Daarbij maak ik onderscheid tussen de eerste helft van de twintigste eeuw, waarin omgaan met sekseverschillen vanzelfsprekend bij de pedagogische taak van het onderwijs behoorde, en een latere, meer recente tweede periode waarin dat minder vanzelfsprekend is, maar des te meer gewenst.
2010, Article / Letter to editor (Congresbundel Hanovatie Themadag 2010, (2010), pp. 13-26)In het artikel wordt eerst een omschrijving gegeven van studierendement en de actualiteit van het thema. Vervolgens wordt achtereenvolgens ingegaan op de sekseverschillen in prestaties en rendementen zoals ze zich voordoen in het primair en voortgezet onderwijs, het lager en middelbaar beroepsonderwijs en de sekseverschillen in studierendement binnen het hoger beroepsonderwijs. De tweede helft van het artikel gaat over het onderzoek dat de auteur op de pabo heeft gedaan naar oorzaken voor seksespecifieke studierendementen. Gebruikmakend van een bestaand verklaringsmodel is aangetoond dat seksespecifieke studierendementen op de pabo zeker voor een deel het gevolg zijn van curriculumaspecten die onvoldoende afgestemd zijn op de studentfactoren van (in dit geval) de mannelijke studenten. Het gevolg is dat zij gemiddeld langer over de opleiding doen en vaker voortijdig afhaken dan vrouwelijke studenten. Omdat het in dat onderzoek gaat om sekseverschillen die algemeen bekend en erkend zijn, leidt het tot aanbevelingen die ook voor andere opleidingen in het hbo bruikbaar zijn.
2009, Part of book or chapter of book (, pp. 35-47)In deze bijdrage ga ik in op wat feminisering van het onderwijs is en hoe we daar de afgelopen 25 jaar – zowel op de pabo als in het basisonderwijs – mee te maken hebben gekregen. De keerzijde is masculinisering en ik zal eveneens laten zien hoe zich dat in het onderwijs voordoet. Zowel feminisering als masculinisering hebben negatieve gevolgen. Ik wil duidelijk maken dat de gevolgen van de feminisering minder erg zijn dan we volgens de pers moeten geloven, maar dat het desondanks een ongewenste ontwikkeling is. Tot slot geef ik aan hoe we zowel in het basisonderwijs als op de pabo kunnen werken aan een ommekeer, dat wil zeggen: meer diversiteit in het onderwijs in alle functies.
2009, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Lerarenopleiders, vol. 30, iss. 4, (2009), pp. 41-51)Pabo Arnhem van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en de basisscholen die behoren tot de Arnhemse stichting voor openbaar basisonderwijs De Basis hebben gezamenlijk een nieuw opleidingstraject opleiden in de school 1 (oids) ontwikkeld. Arnhemse pabostudentenkunnen aan het eind van hun eerste opleidingsjaar kiezen voor de opleidingsvariant oids of voor het al langer bestaande reguliere opleidingstraject. Tegenover het enthousiasme en de inzet voor de nieuwe opleidingsvariant bij bestuurders, managers en opleiders van zowel de lerarenopleiding als de deelnemende basisscholen is de desinteresse van studenten opvallend en teleurstellend. Er is in opdracht van het samenwerkingsverband onderzocht waarommaar zo weinig studenten kiezen voor opleiden in de school. Zowel de overheersende gedachte dat je binnen oids veel harder moet werken als het onvoldoende geïnformeerd zijn over deze nieuwe opleidingsvariant maken dat slechts weinig studenten ervoor kiezen. In dit artikel rapporteren we over het onderzoek naar het keuzeproces bij pabostudenten voor één van de twee opleidingsvarianten. In een inleidende paragraaf lichten we het probleem toe. Vervolgenswordt beschreven wat er vanuit de theorie bekend is over dit keuzeproces en hoe we tot de onderzoeksvraag zijn gekomen. We gaan in op de opzet van het onderzoek en vervolgens presenteren en bespreken we de resultaten. We sluiten af met conclusies, punten van discussie en aanbevelingen die ertoe kunnen leiden dat meer studenten in de toekomst kiezen voor het traject oids.