2009, Part of book or chapter of book (, pp. 279-283)Venticare geeft onder de naam Capita selecta ieder jaar een interessante verzameling artikelen uit op het gebied van de intensive care-geneeskunde. Alle artikelen zijn geschreven door deskundigen uit het vakgebied. De nadruk ligt op de praktische toepasbaarheid van de beschreven stof.
2012, Book (monograph) Deze handleiding is onderdeel van de training "Werken met sociale netwerken van mensen met een verstandelijke beperking" (zie link 2) en heeft tot doel om begeleiders en studenten te leren werken met het instrument MSNA-VB. Met dit instrument kan het sociale netwerk van mensen met een lichte verstandelijke beperking in kaart worden gebracht. Deze training maakt deel uit van het trainingspakket: Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking: 4 trainingen in werken met sociale netwerken en aansluiten bij cliënten en hun ouders. Dit trainingspakket is ontwikkeld door het lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Bijbehorende materialen: Bestand 1: Handleiding MSNA-VB Bestand 2: MSNA-VB instrument: werkmaterialen voor het werken met het MSNA-VB instrument (MSNA-VB kaart 1-2-3, Ecogram, Trap van Vijf,Wensenformulier). Bij deze handleiding hoort tevens een trainingsfilm met handleiding, getiteld: Afname van de Maastrichtse Sociale Netwerk Analyse voor mensen met een Verstandelijke Beperking (MSNA-VB). Voor de handleiding bij de trainingsfilm zie link 1. Via deze link is tevens de trainingsfilm beschikbaar. Inhoudelijke informatie: De MSNA is een instrument waarmee het sociale netwerk van personen in kaart wordt gebracht. De MSNA biedt een samenhangend geheel van nauwkeurige informatie over de kwaliteit van het sociale netwerk van een persoon en maakt zichtbaar in welke mate er sprake is van sociale integratie dan wel van sociaal isolement. De MSNA is ontwikkeld aan de Universiteit Maastricht. Aanvankelijk werd de MSNA toegepast bij psychiatrische patiënten. Later werd het instrument ook bij andere doelgroepen gebruikt, zoals cliënten van de reclassering waaronder brandstichters en drugsverslaafden, maar ook bij fybromyalgie patiënten, Keniaase straatkinderen en mensen met een verstandelijke beperking. Voor deze laatste doelgroep is de MSNA aangepast. De MSNA-VB ontstond: de MSNA,aangepast voor afname bij mensen met een verstandelijke beperking. In de MSNA-VB is meer gebruik gemaakt van visualisatie, de woordkeuze bij de vraagstelling is aangepast en er zijn enkele vragen toegevoegd. Er bestond reeds een handleiding voor de MSNA in het algemeen (Baars, 1997), maar gezien de wijzigingen aan het instrument om deze te kunnen gebruiken bij mensen met een verstandelijke beperking, was een specifieke handleiding voor deze doelgroep wenselijk.
2006, Article / Letter to editor (Facility Management Jaarboek, vol. 2006, (2006), pp. 8-10)De maatschappij dat ben jij. Daarmee probeert de overheid betrokkenheid van de burgers bij maatschappelijke vraagstukken te vergroten. Bedrijven geven hieraan invulling door op een maatschappelijk verantwoorde wijze te ondernemen.
2010, Article / Letter to editor (Jeugd in School en Wereld, vol. 94, iss. 7, (2010), pp. 12-16)In het primair onderwijs werken al jaren veel meer vrouwelijke dan mannelijke leerkrachten. Vooral de laatste twee decennia is het aantal vrouwen voor de klas sterk toegenomen. Feminisering van het leerkrachtencorps is geen goede ontwikkeling, maar minder kwalijk dan vaak wordt geschetst. leerkrachten moeten zich, ongeacht hun sekse, vooral richten op het meegeven van de juiste bagage aan jongens én meisjes.
2015, Article / Letter to editor (Journal of Corporate Real Estate, vol. 17, iss. 2, (2015), pp. 80-97)Purpose This paper aims to explore the management strategies of facility managers and corporate real estate managers to align corporate real estate (CRE) with the needs of their organization and the end users in a changing context. Design/methodology/approach The paper first outlines the theoretical issues of CRE alignment processes and the management of accommodation needs. It then presents the findings from a multiple case study in 14 Dutch Universities of Applied Sciences (UAS) from the perspective of the CRE/facility management (FM) manager. The empirical study is based on interviews and a questionnaire. Findings The theory shows three key process activities in managing the alignment of CRE with the needs of end users and the organization as a whole: coordination, communication and decision-making. The way organizations manage these process activities can be represented by eight opposite perspectives. These eight perspectives refer to two management strategies for CREM departments: an involvement-oriented strategy and a control-oriented strategy. Practical implications The distinguished eight management perspectives and two management strategies can be used by CRE/FM managers to reconsider their current approach for aligning CRE with the needs and requirements of the client, customers and end users. This is to improve the match between demand and supply to find future-proof accommodation solutions. Originality/value CREM issues and the effect of CRE on students and staff and vice versa is an underexposed topic in research in the field of higher education. There is still limited understanding of how to optimally align school buildings with education. The current study combines insights from other disciplines such as management and organization and information technology-alignment with insights from CREM theory.
2013, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Lerarenopleiders, vol. 34, iss. 3, (2013), pp. 55-66)Op de Nederlandse lerarenopleiding voor het basisonderwijs (de pabo) worden leraren opgeleid voor het onderwijs aan kinderen van vier tot twaalf jaar. Opleidingen verschillen wat betreft het tijdstip waarop wordt gekozen voor een leeftijdsspecialisatie. Nogal wat pabos laten studenten al in het eerste jaar van de opleiding kiezen omdat vooral mannelijke studenten een sterke voorkeur zouden hebben voor het oudere kind en opzien tegen het werken met kleuters. Mannelijke studenten zouden op de pabo meer gemotiveerd blijven als ze niet belast worden met een kleuterstage of onderwijs aan kleuters. Vanuit de onderwijspraktijk en zeker door de kleuterspecialisten wordt zon vroege specialisatie betreurd. Als er al vroeg op de pabo gekozen wordt, leren (mannelijke) studenten niet alleen te weinig over het leren van jonge kinderen maar ook te weinig over het specifieke van kleuteronderwijs om goed te kunnen kiezen. Bij een van de pabos, waar het keuzeproces vroegtijdig plaatsvindt is evaluatief en beschrijvend onderzocht of (mannelijke) studenten op dat moment al voldoende weten om weloverwogen te kunnen kiezen. We beschrijven wat uit de theorie bekend is over het keuzeproces en evalueren vanuit verschillende perspectieven de gevolgde werkwijze en de gevolgen daarvan op deze pabo.
2011, Article / Letter to editor (Zorg + Welzijn. Platform voor Sociale Professionals, vol. 2011, iss. 2, (2011), pp. 30-31)Hoe kunnen zorginstellingen inspelen op de toenemende en compexere zorgvraag en de toenemende variatie in het personeelsaanbod? Waar moet je als organisatie beginnen en hoe pak je dat aan? Een vraagstuk dat ook zorggroep Maas & Waal (zMW) bezighoudt. Daarom lieten zij onderzoekers van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) een studie verrichten naar medewerkersprofielen in de zorg. Zon profiel bestaat uit verschillende kenmerken die bepalend (kunnen) zijn voor een succesvolle samenwerking en voor de kwaliteit en continuïteit van de dienstverlening.
2010, Part of book or chapter of book (, pp. 103-120)Elke docent kent wel een situatie- waarin hij geconfronteerd wordt met verschillende belangen die in sommige situaties leiden tot escalatie. Enkele worden dan op het hoogste niveau beslist. Studenten zijn het oneens met elkaar, met jouw tentamenvragen, met jouw beoordeling van hun werk of ze vinden jouw onderwijs maar niets (“Hier leren we niets van, meneer”). Er zijn ook studenten die willen onderhandelen over hun cijfer, want in hun optiek doet die beoordeling geen recht aan de prestatie die zij in hun optiek hebben geleverd. Daar ga jij dan niet in mee, want jij vindt dat je je keurig aan de regels hebt gehouden en dat het cijfer een afspiegeling is van hetgeen de student ook daadwerkelijk heeft laten zien. Een conflict ligt dan al gauw op de loer, want jij gaat niet mee in hun wens om een onderdeel van het onderwijs af te ronden. Hoe ga je nu met dit soort situaties om en welke middelen staan je ter beschikking om het ontstane conflict op te lossen dan wel hiermee om te gaan? En, dat is een cruciale vraag in dit artikel, welke bijdrage levert de methodiek ‘mediation’ tot een beter inzicht in de communicatieve vaardigheden van de docent die – met behulp van mediation bewuster – leert omgaan met zijn communicatierepertoire?
2009, Article / Letter to editor (Economisch Statistische Berichten (ESB), vol. 2009, iss. april, (2009), pp. 218-219)In 2004 werden door het Nederlandse Innovatieplatform (IP) vier sleutelgebieden aangewezen waar Nederland prioritair op zou inzetten. Dit betekende een behoorlijke omslag in het beleid, aangezien in dit land traditioneel grote weerstand bestaat tegen sectorspecifiek innovatiebeleid. Met deze keuze werd invulling gegeven aan het principe backing winners. Daarbij probeert men de bewezen sterke specialisaties van een land toekomstgericht verder te versterken. In tegenstelling tot de commissie-Wagner die in 1981 een soortgelijk voorstel deed, werd deze keer niet uitgegaan van objectieve criteria (Commissie Wagner, 1981). Er werd gekozen voor een bottom-up-benadering. Iedereen mocht mogelijke sleutelgebieden onder de aandacht brengen. Dat leidde tot niet minder dan 113 inzendingen.
2012, Book (monograph) Mensen maken beroepsonderwijs gaat over de kwaliteit van mensen die onderwijs geven. Die kwaliteit ontstaat niet vanzelf en die kwaliteit blijft ook niet vanzelf. Vergeleken met andere maatschappelijke sectoren kent de onderwijssector veel centraal geregelde afspraken die het personeelsbeleid sturen. Binnen de marges van de centrale wet- en regelgeving blijkt het evenwel goed mogelijk een eigen personeelsbeleid, respectievelijk een eigen HRM-beleid, vorm te geven. HRM-professionals en beleidsverantwoordelijken voor HRM vinden in dit boek een aantal voorbeelden uit de actuele HRM-praktijk in het onderwijs. De bijdragen zijn geschreven door HRM’ers uit de onderwijssector en onderzoekers van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
2011, Book (monograph) In dit boek wordt verslag gedaan van diverse onderzoeksprojecten op het gebied van menslievende professionalisering van beroepskrachten die in 2009 en 2010 zijn uitgevoerd door het lectoraat "Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking" van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Het doel van het lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking is een bijdrage leveren aan de menslievende professionalisering van beroepskrachten door kennis te ontwikkelen,te genereren en te implementeren in de zorgverlening aan mensen met een verstandelijke beperking samen met de belangrijkste actoren: mensen met een verstandelijke beperking, hun ouders en de professionals.
2012, Article in monograph or in proceedings ()To many scholars and researchers in organisation and management studies, Bourdieu’s theory of practice as one of the grand sociological conceptual framework turns out to be an appealing toolkit to think with. What can Bourdieu’s theory of practice entail for moral climate theory as a relative new body of knowledge, and perhaps, vice versa? It is argued that, because of its lack of attention for the moral dimension, Bourdieu’s conceptual framework badly needs some extensions, notably a concept of moral capital. Moral capital as part of an individual’s habitus is put in order with the other forms of capital distinguished by Bourdieu. Next, it is transformed into an organisational concept being a part of an organisation’s (collective) habit. On its turn, moral climate theory can provide possible contents for organisational moral capital, more in particular, an institutional field-specific format for determining the required amount of moral capital an organisation needs to fulfil its essential tasks and assignment. This format also shows what the consequences are when organisations have either a deficit or a surplus of moral capital, when related to these tasks and assignments. Though Bourdieu’s conceptual framework is “good to think with”, one should not close one’s eyes for the pitfalls of using economist metaphors in areas not suitable for it, as it may work as a self-fulfilling prophecy.
2021, Article / Letter to editor (Int J Environ Res Public Health, vol. 18, iss. 10, (2021))Understanding motivation for exercise can be helpful in improving levels of physical activity. The Physical Activity and Leisure Motivation Scale (PALMS) measures distinct goal-oriented motivations. In this study selected measurement properties of the Dutch version (PALMS-D) are determined. Forward-backward translation was used for cross-cultural adaptation. Construct validity of the PALMS-D was assessed in five subsamples completing the PALMS-D and the Behavioral Regulation in Exercise Questionnaire (BREQ-3). The study population consisted of five samples recruited from different populations; samples consisted of runners, hockey players, soccer players, participants in medical fitness, and a sedentary group of young adults with low activity. A total of 733 participants completed the questionnaire: 562 athletes and 171 non-athletes. Exploratory for Analysis confirmed the original eight factors. Internal consistency of the subscales was high, except for Others' expectations. The a priori determined hypotheses related to differences between athletes participating in different sports were confirmed, as well as the hypothesis related to differences between amateur athletes, patients in medical fitness, and non-active participants. It was concluded that the Dutch version of the PALMS is an acceptable questionnaire with which to evaluate the individual motivation of athletes in the Netherlands, and discriminates between different leisure athletes, patients in medical fitness, and non-active youths.
2013, Article in monograph or in proceedings ()The construct of competence is explained through several approaches: individual, training, human resources, management, and entrepreneurial. Competences can be explained by different concepts such as knowledge, understanding, skills and behavior. In the literature there is a trend towards a holistic multidimensional approach. This paper focuses on a study to induce relevant competencies in the start-up process of entrepreneurs.
2008, Part of book or chapter of book (, pp. 213-220)Dit hoofdstuk beschrijft de mogelijkheden van multimedia en interactieve media, het tot stand komen van multimediaproducties en bespreekt de rol van de technisch communicator in een multimediaproject.
2013, Article / Letter to editor ((2013))Integratie van onderzoek in onderwijs is een hot topic bij de HAN. Veel opleidingen staan aan de vooravond van evaluatie en herijking van integratie van onderzoek in onderwijs. Deze integratie is complex en uitdagend. Zij vraagt veel tijd, energie en doorzettingsvermogen. In dit artikel wil ik u een preview van bronnen aanreiken om doelen van integratie voor uw opleiding scherp en passend te herijken/formuleren. En om meer vormen van integratie in overweging te kunnen nemen, dan we (expliciet) al kennen.
2011, Inaugural lecture Als student, lang geleden, leerde ik dat organisaties opgebouwd zijn uit sociale interacties; dat daarin omgevingscomplexiteit gereduceerd wordt waardoor organisaties grote prestaties kunnen neerzetten. Deze vroege kennismaking met Luhman (1970) krijgt een vervolg in mijn proefschrift midden jaren 80 van de vorige eeuw, waarin ik op basis van wetenschappelijke theorievorming en empirisch onderzoek constateer dat de GGz als sociaal en als cultureel subsysteem steeds steviger verankerd is in het leven van alledag. Ik voorspelde toen een forse groei van de GGz als sociaal subsysteem wat betreft zowel het domein alsook het aantal in behandeling zijnde cliënten (Hamers, 1987). Deze voorspellingen zijn dik uitgekomen; een korte termijn oplossing vanuit de overheid om die groei te beteugelen kon in deze in sociaal cultureel, politiek én monetair opzicht bijzondere tijd niet uitblijven. Mijn collega Bauke Koekoek gaat hier in een recente publicatie op in, maar schroomt daarbij niet de hand in eigen (GGz) boezem te steken (Koekoek, 2011).
2009, Article / Letter to editor (Huisarts en Wetenschap, vol. 2009, iss. 2, (2009), pp. 73-75)De Gezondheidsraad adviseert de minister van VWS om de voorlichting over het belang van extra vitamine D eenduidig te maken teneinde de inname ervan te stimuleren. Vitamine-D-tekort komt voor bij mensen met een donkere huidskleur, bij mensen die onvoldoende buiten komen, bij vrouwen die een sluier dragen, zwanger zijn of borstvoeding geven, en bij ouderen. Het hoogste risico hebben bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen, alsook jonge kinderen die geen vitamine-D-supplement of flesvoeding krijgen. Deze risicogroepen hebben dagelijks 10 of 20 microgram extra vitamine D nodig. Daarbij moet ook de calciuminname voldoende zijn.
2013, Part of book or chapter of book (, pp. 165-169)Het intermediair in de financiële dienstverlening speelt een belangrijke rol in de Nederlandse samenleving. De verkoop van financiële producten zoals verzekeringen, hypotheken, pensioenen, financiële planningen, etc. vindt grofweg op twee verschillende manieren plaats: hetzij rechtstreeks via de banken en verzekeraars (direct writing), hetzij via de financiële intermediairs. Een aantal ondernemingen benut beide manieren. Denk hierbij aan Achmea en de Rabobank; laatstgenoemde treedt bijvoorbeeld als intermediair op voor Interpolis. Drie op de vier huishoudens en nagenoeg iedere Nederlandse onderneming heeft één of meer verzekeringen afgesloten via een intermediair. Bij elkaar gaat €40 miljard premie via zo’n intermediair. Dat is meer dan de helft van alle schade-, leven- en zorgpremies in Nederland (Adfiz.nl, 2012). Veel consumenten vertrouwen kennelijk op de adviezen van financiële tussenpersonen.
2013, Book (monograph) This book is about narrative methods and narrative research. The word narrativity derives from the Latin word narrare, which means ‘to tell’. Narratives are present everywhere. They come in the form of fairy tales, drama, drawings, art, history, biography, myths and legends. Narratives can be found at all ages and in all societies. Stories have always played an important role in human life (Ten Holter, 2010). Simply put, a story is a sequence of coherent events. The following questions can usually be asked: How did it start? Then what happened? How did it end? (Bijl, Baars & Schueren, 2002). In the field of narratology, stories are the object of study and the focus is on the way in which these stories are told. Narratives are about biographical events as told by those who experienced them (Van Biene et al., 2008). They often have a time sequence; i.e. the narrator establishes a link between the past, the present and the future. People tell stories from a particular perspective. The narrator takes his or her own position in a story, but positions can also be assigned by others (e.g. the listener) (ibid). In addition to the narrator, narratives also include other parties; for example, a person may speak about their family or neighbours.
2013, Part of book or chapter of book (, pp. 65-76)Uit het onderzoek naar de mogelijkheden voor Staatsbosbeheer om de verschillende buitencentra in de komende jaren te transformeren tot rendabele profitcentra kan worden opgemaakt dat hier in het algemeen goede aanknopingspunten voor zijn. Wel zijn deze mogelijkheden sterk afhankelijk van de verschillende en uiteenlopende unique selling points per individueel centrum.
2013, Article / Letter to editor (Opleiding & Ontwikkeling, vol. 2014, iss. 4, (2013), pp. 8-14)Het lijkt zo logisch in een hedendaags leerprogramma voor jonge professionals: social media, games, social leren, e-learning, enzovoorts. Maar is dit ook wat deze groep zelf wil? Onderzoek naar de voorkeuren van jonge professionals levered verrassend "ouderwetse" uitkomsten op.
2010, Article / Letter to editor (Senior, vol. 1, iss. 2, (2010), pp. 26-29)"Alles goed regelen, o zeker, maar wanneer begin je daarmee?" Op je 50e of 60e kun je van alles regelen, zodat je kinderen dat niet hoeven doen. Misschien wordt je wel 70 of 80. Of erger nog, 90...
2016, Article / Letter to editor (International Emergency Nursing, vol. 27, (2016), pp. 3-10)While acute musculoskeletal pain is a frequent complaint, its management is often neglected. An implementation of a nurse-initiated pain protocol based on the algorithm of a Dutch pain management guideline in the emergency department might improve this. A pre-post intervention study was performed as part of the prospective PROTACT follow-up study. During the pre-( 15 months, n = 504) and post-period ( 6 months, n = 156) patients' self-reported pain intensity and pain treatment were registered. Analgesic provision in patients with moderate to severe pain ( NRS = 4) improved from 46.8% to 68.0%. Over 10% of the patients refused analgesics, resulting into an actual analgesic administration increase from 36.3% to 46.1%. Median time to analgesic decreased from 10 to 7 min ( P < 0.05), whereas time to opioids decreased from 37 to 15 min ( P < 0.01). Mean pain relief significantly increased to 1.56 NRS-points, in patients who received analgesic treatment even up to 2.02 points. The protocol appeared to lead to an increase in analgesic administration, shorter time to analgesics and a higher clinically relevant pain relief. Despite improvements, suffering moderate to severe pain at ED discharge was still common. Protocol adherence needs to be studied in order to optimize pain management. (C) 2016 Elsevier Ltd. All rights reserved.
2010, Article / Letter to editor (TVZ : verpleegkunde in praktijk en wetenschap, vol. 2010, (2010), pp. 38-39)Verstoringen tijdens het uitvoeren van een taak hebben een negatieve invloed op het geheugen. Dit geldt ook voor medicatie klaarmaken en toedienen.
2011, Article / Letter to editor (Netwerk voor Lerarenopleidingen Natuurwetenschappen en Techniek, vol. 2011, (2011))Er kiezen te weinig jongeren en vooral te weinig meisjes voor een bètastudie en als een van de oorzaken wordt het gebrek aan aandacht daarvoor in het primair onderwijs genoemd (King, Shumow, & Lietz, 2001); leraren primair onderwijs ervaren een tekort aan natuurwetenschappelijke kennis en missen de specifieke interesse missen die nodig is om kinderen te inspireren en uit te dagen (Davies, 2003; Mulholland & Wallace, 2005; Roychoudhury, Tippins, & Nichols, 1995). Het Platform Bèta Techniek heeft als onderdeel van de oplossing van het tekortenprobleem het programma Verbreding Techniek in het Basisonderwijs -Professionalisering geïnitieerd met als belangrijkste doel: door scholing van (toekomstige) leraren meer aandacht voor wetenschap en techniek in het basisonderwijs. Geschoolde leraren zullen op hun beurt het enthousiasme bij kinderen vergroten. Aandacht voor sekseverschillen is daarbij een belangrijk thema maar het is nog de vraag of er voldoende kennis is over de wijze waarop dat zou moeten. In de literatuur is gezocht naar knelpunten en aanknopingspunten voor gender-inclusief (professionaliseren voor) onderwijs in wetenschap en techniek.
2011, Part of book or chapter of book (, pp. 77-86)Studenten hebben vaak moeite met het aspect onderzoek. Binnenkort verschijnt er een boek waarin studenten een handreiking gegeven wordt waarmee ze gestructureerd onderzoek kunnen opzetten. In dit artikel worden de verschillende van dit te verschijnen boek nader uitgelegd.
2011, Article / Letter to editor (Supervisie en Coaching, vol. 28, iss. 1, (2011), pp. 39-41)Een van de speerpunten van de Landelijke Vereniging voor Supervisie en Coaching (lvsc) is onderzoek en kennisontwikkeling met betrekking tot coaching en supervisie, en daartoe is een Commissie Kennis en Onderzoek in het leven geroepen. Op initiatief van deze commissie werd op 29 november 2010 in Utrecht met vijftien deelnemers en onder voorzitterschap van Mieke Voogd een kennisbijeenkomst gehouden over onderzoek naar supervisie en coaching. De bedoeling daarvan was drieledig: a bevindingen uitwisselen, b de basis leggen voor een kennisnetwerk, en c komen tot uitgangspunten en inhouden van een agenda voor onderzoek van coaching en supervisie. De discussie werd voorafgegaan door inleidingen van achtereenvolgens Alexander Waringa en Louis van Kessel.
2012, Part of book or chapter of book (, pp. 104-112)Dementie is een verzamelnaam voor verschillende hersenziekten, die gekenmerkt worden door stoornissen in cognitie, stemming en gedrag (1). Dementie heeft daarmee verregaande consequenties voor de kwaliteit van leven van de persoon met dementie en zijn of haar omgeving. Met de toenemende vergrijzing in Nederland groeit ook het aantal mensen met dementie in hoog tempo. Er zijn nu al meer dan 200.000 mensen met dementie en verwacht wordt dat dit aantal in 2050 gestegen is tot 500.000 (2). De meeste mensen met dementie worden thuis verzorgd. Wanneer dat echter niet meer mogelijk is - meestal vanwege uitputting van de mantelzorger, volgt een opname in een verpleeghuis. In Nederland zijn momenteel zo’n 350 verpleeghuizen. Dat zijn er bij lange na niet genoeg om de komende decennia alle mensen met dementie een plaats te kunnen bieden. De Gezondheidsraad heeft berekend dat er tot 2050 elk jaar zes verpleeghuizen moeten worden gebouwd om deze toename het hoofd te kunnen bieden (2).
2010, Article / Letter to editor (Journal of Social Intervention : Theory and Practice, vol. 19, iss. 4, (2010), pp. 123-128)Hoe goed slaagt de intersectorale zorg voor jeugd er in om het gewone leven van cliënten te helpen herstellen? Om de motor van de positieve ontwikkeling weer op gang te helpen brengen in het leven van ouders en jeugdigen (0–23) die om hulp vragen, omdat ze ontwikkelings- en opvoedingsbelemmeringen ervaren? En welke factoren dragen daartoe bij? Het antwoord op die vraag moet zijn dat die factoren samen een even grote als bonte familie vormen, waarvan we sommige leden eigenlijk nog moeten leren kennen. De komende jaren wordt daarom grote inzet gevraagd van alle partijen die een rol spelen in de jeugdzorg, om meer zicht te krijgen op de hele werkzame factoren-familie, en zo door aandacht voor diversiteit de effectiviteit van de zorg voor jeugd te vergroten. Ieder zal daarvoor uit zijn of haar comfort zone moeten komen. Dat geldt voor professionals, maar net zo voor instellingen, koepels, opleidingen, financiers, onderzoekers en beleidsmakers.
2016, Article / Letter to editor (Opleiding en Ontwikkeling, vol. 2016, iss. 1, (2016), pp. 18-21)Je hebt complexe IT-systemen nodig om alle big data te analyseren.’ ‘Learning analytics is alleen interessant voor grote, internationale organisaties.’ De realiteit? Doorgaans kun je direct al beginnen, door je nieuwsgierigheid te volgen en te werken met gegevens die al voorhanden zijn
2016, Article / Letter to editor (O&O - Opleiding en ontwikkeling, vol. 2016, iss. 2, (2016), pp. 12-16)In de reeks Online leren en werken belichten we de wijze waarop de leerpraktijk van professionals verandert door sociaal technologische invloeden. Een van die veranderingen is leren in verbinding met anderen. Een MOOC is een leerinterventie die dit type leren expliciet ondersteunt.
2016, Article / Letter to editor (iss. 4, (2016), pp. 10-13)De opleiding Bedrijfskunde van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) is vorig jaar gestart met het innovatieprogramma ‘Ontdek het beroep. Leren in 3 werelden’. Dit programma, kortweg ‘3 W-leren’, richt zich op de samensmelting van beroepspraktijk, toegepast onderzoek en onderwijs. De focus daarbij is identiteitsontwikkeling en de ontwikkeling van een beroepsgerelateerde kennisbasis, gesteund door werk- en leeromgevingen.
2011, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Lerarenopleiders, vol. 32, iss. 1, (2011), pp. 21-30)Op Pabo Arnhem (lerarenopleiding primair onderwijs) konden studenten tot 2009 kiezen tussen een regulier studietraject waarin ze naast de theorieverwerving op de opleiding stage lopen op een basisschool. Een alternatieve keuze betreft het traject ‘opleiden in de school’ (oids) waarin het leren vooral praktijkgestuurd is en de basisschool medeverantwoordelijk is voor het opleiden van de toekomstige collega. De ontwikkelaars van het traject ‘opleiden in de school’ wilden graag een instrument (een checklist) om het kiezen te vergemakkelijken en om -zoveel als mogelijk- daarvoor ‘geschikte’ studenten op de opleidingsscholen te kunnen plaatsen. De tweedeling in studietrajecten bestaat nog steeds, maar de keuze wordt minder aan studenten overgelaten en meer door opleiders bepaald. De opleiders van Pabo Arnhem hebben ervoor gekozen de checklist voorlopig niet te gebruiken omdat de toewijzing aan een van de twee studietrajecten niet altijd samenvalt met meer of minder geschikt zijn. Het instrument blijft desondanks waardevol, omdat het uitspraken doet over de mate waarin studenten in staat zijn hun leerproces zelf te sturen. Een competentie die voor opleiden in de school van belang is maar evenzeer binnen het reguliere traject.
2009, Article in monograph or in proceedings ()Als gevolg van de verwachte groei in goederenoverslag in de Rotterdamse haven en de daarmee verbonden groeiende congestie- en milieuproblemen staat het transport naar het achterland de laatste jaren wederom in het middelpunt van de belangstelling. Een van de mogelijkheden om de te verwachten problemen te voorkomen is, om meer break bulk goederen van en naar het achterland op het spoor te vervoeren in plaats van transport over de weg. In de paper inventariseren we omvang van de break bulk goederenstroom, gaan we in op de betrokken marktpartijen in de haven, hun motivatie wel of niet voor spoortransport te kiezen en de bevorderende en belemmerende factoren voor meer spoortransport uit het oogpunt van de partijen in het haven. Conclusies uit het onderzoek zijn dat zonder maatregelen van de betrokken marktpartijen in de Rotterdamse haven de doelstelling om in 2035 15 % van de break bulk transporten van en naar het achterland via het spoor te realiseren niet haalbaar is. Het blijkt dat er onvoldoende markt is, tenzij partijen met elkaar samenwerken. Betere informatievoorzieningen voor en communicatie tussen alle marktpartijen, bereidheid tot samenwerking bij consolidatie van de goederenstroom en investeringen in bottleneck capaciteit zijn voorwaarden om de doelstelling te kunnen realiseren. Hierbij kan het Havenbedrijf een ondersteunende rol spelen als bemiddelaar tussen overheid en bedrijfsleven, coördinator van een betere samenwerking tussen de verschillende marktpartijen, in de bevordering van projecten voor de uitbreiding van de havenfaciliteiten en in het verzamelen en beschikbaar stellen van betere informatie over de transportstromen en betrokken marktpartijen bij break bulk transporten van en naar de Rotterdamse haven.
2012, Book (monograph) Deze trainershandleiding van de training "Ouders centraal: (er) ken mij en mijn kind" maakt deel uit van het trainingspakket: Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking: 4 trainingen in werken met sociale netwerken en aansluiten bij clienten en hun ouders. Dit trainingspakket is ontwikkeld door het lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Deze handleiding heeft tot doel om (aankomende) professionals bewust te maken van de rol van ouders in de professionele relatie en om hen handvatten te geven om in gesprek te gaan en blijven met ouders. Bijbehorende materialen: Bestand 1: Handleiding trainer Bestand 2: Powerpoint Bestand 3: Deelnemersinformatie Bestand 4: Werkmaterialen Zie ook het onderzoeksrapport: Wat vinden ouders van mensen met een ernstige verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen belangrijk in de begeleiding van hun kind? Sohier, J., Meer, J. van der, Unger, H., Embregts, P., Hendriks, L & Bongaerts, W. (2011).
2008, Article / Letter to editor (Opleiding en Ontwikkeling, (2008))In Nederland bestaan organisaties die opleidingsprocessen uit handen nemen. Algemeen bekend is dat nog niet bij Nederlandse bedrijven, zo blijkt uit onderzoek (Baan, 2007). In deze reportage wordt op onderzoek gedaan naar de actuele praktijk en de mogelijkheden van het outsourcen van HRD-activiteiten.
2010, Part of book or chapter of book (, pp. 65-79)In dit artikel gaan we in op de zin van praktijkgericht onderzoek voor hbo’ers. Daarvoor beschrijven we eerst maatschappelijke en economische veranderingen die maken dat de nog steeds bestaande kloof tussen (academische) theorie en praktijkkennis moet worden overbrugd en er nieuwe professionals nodig zijn. Vervolgens wordt beschreven wat er binnen het hbo gebeurt en nog moet gebeuren opdat onderwijs en onderzoek verbonden worden: Lectoren (lectoraten) in het hbo; aanpassing van curricula van de (bachelor- en master)opleidingen; en personeel dat zorgt voor de uitvoering. Het artikel wordt afgesloten met het soort onderzoek dat we willen binnen het hbo en een aantal good practices. De eindparagraaf betreft de leeropbrengst van onderzoek binnen de bacheloropleidingen van de FEM. Onderzoek leidt tot betere professionals. Daarmee is vanuit de opleidingspraktijk aangetoond dat het ‘zin’ heeft.
2016, Article / Letter to editor (P&O actueel, vol. 14, iss. 11, (2016), pp. 34-35)Duurzame inzetbaarheid van medewerkers is – terecht – een belangrijk vraagstuk binnen veel organisaties. Willen we fijn de eindstreep halen met z’n allen, een eindstreep die ook nog eens steeds verder weg komt te liggen, dan moeten we op onze gezondheid letten. En de vraag is: in hoeverre past overwerken eigenlijk nog binnen dat streven?
2015, Article / Letter to editor (Pain Medicine, vol. 16, iss. 5, (2015), pp. 970-984)ObjectiveWhile acute musculoskeletal pain is a frequent complaint in emergency care, its management is often neglected, placing patients at risk for insufficient pain relief. Our aim is to investigate how often pain management is provided in the prehospital phase and emergency department (ED) and how this affects pain relief. A secondary goal is to identify prognostic factors for clinically relevant pain relief. DesignThis prospective study (PROTACT) includes 697 patients admitted to ED with musculoskeletal extremity injury. Data regarding pain, injury, and pain management were collected using questionnaires and registries. ResultsAlthough 39.9% of the patients used analgesics in the prehospital phase, most patients arrived at the ED with severe pain. Despite the high pain prevalence in the ED, only 35.7% of the patients received analgesics and 12.5% received adequate analgesic pain management. More than two-third of the patients still had moderate to severe pain at discharge. Clinically relevant pain relief was achieved in only 19.7% of the patients. Pain relief in the ED was higher in patients who received analgesics compared with those who did not. Besides analgesics, the type of injury and pain intensity on admission were associated with pain relief. ConclusionsThere is still room for improvement of musculoskeletal pain management in the chain of emergency care. A high percentage of patients were discharged with unacceptable pain levels. The use of multimodal pain management or the implementation of a pain management protocol might be useful methods to optimize pain relief. Additional research in these areas is needed.
2016, Article / Letter to editor (Professions & Professionalism, vol. 6, iss. 2, (2016), pp. 1-19)Patient participation is an important development in Dutch mental health care. Notwithstanding a generally positive attitude towards patient participation, mental health professionals show ambivalent responses to it due to tensions that may occur between professional values and societal values like (more) patient participa-tion. Professionals vary in their degree of professionalization which is translated to their formal professional frameworks like professional profiles and codes of conduct. To explore how formal professional frameworks of mental health professionals mirror how and to what degree they accommodate patient participation the professional frameworks of four types of mental health care professionals were studied: psychiatrists, psychologists, nurses, and social workers. We hypothesized that the higher professionalized professions were less open to patient participation. The results partly support this hypothesis. Professional frameworks of social workers and nurses indeed show more openness to patient participation, but the picture for psychiatrists and psychologists is ambiguous—more professionalized psychiatrists being more inclined to incorporate patient participation than less professionalized psychologists.
2011, Article / Letter to editor (BMC Musculoskeletal Disorders, vol. 2011, iss. 12, (2011), pp. 117)Hip arthroscopies are often used in the treatment of intra-articular hip injuries. Patient-reported outcomes (PRO) are an important parameter in evaluating treatment. It is unclear which PRO questionnaires are specifically available for hip arthroscopy patients. The aim of this systematic review was to investigate which PRO questionnaires are valid and reliable in the evaluation of patients undergoing hip arthroscopy.
2010, Part of book or chapter of book (, pp. 25-29)Fouten maken is menselijk. Zelfs in de zorg. Veel hulpverleners zijn bang om fouten te maken omdat fouten kunnen leiden tot incidenten met soms ernstige gevolgen voor de patiënt. Elk incident is een drama, zowel voor de patiënt als voor de betrokken hulpverleners. Met Patiëntveiligheid, Systematische Incident Reconstructie en Evaluatie (SIRE) kunnen incidenten worden onderzocht en geanalyseerd, en kunnen maatregelen worden bedacht die de kans op soortgelijke incidenten in de toekomst verkleinen. Voor medici, verpleegkundigen, paramedici en leidinggevenden hét middel om op gestructureerde wijze te leren van ongewenste gebeurtenissen in de gezondheidszorg.
2010, Part of book or chapter of book (, pp. 23-38)Deze bijdrage is een verkorte versie van de intreerede die dr. R.M. Verburg op 24 oktober heeft gehouden bij de aanvaarding van zijn ambt als lector HRM aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Het ontwikkelen van een effectief personeelsbestand is geen eenvoudige taak. Personeelsmanagers worden steeds vaker geconfronteerd met vragen om het personeelsbeleid te herzien om meer toegevoegde waarde te creëren. Ook worden lijnmanagers steeds meer betrokken bij personeelsbeslissingen, zoals werving, selectie en ontwikkeling van nieuw personeel. In dit artikel worden de eerste ideeën met betrekking tot Human Resource Management (HRM) op het gebied van wetenschappelijk onderzoek behandeld, vervolgens wordt ingegaan op de recente uitdagingen in het veld zoals de link met kennismanagement en innovatie en de daarmee verbonden betekenis hiervan op de huidige praktijk van personeelsmanagement.