2022, Article / Letter to editor (Population Health Management, vol. 25, iss. 2, (2022), pp. 172-177)Comprehensive social risk screening has become standard practice in primary care. Evidence is lacking, however, on whether and how interventions provided for positive screens are being utilized. This study aimed to create a standardized follow-up process to evaluate caregiver perspective and usage of community resources provided during well-child visits. Follow-up calls were made to families with positive screens for food insecurity (FI) and/or utility insecurity (UI) (nn=n347). Phone interviews assessed resource usage, effectiveness, influence on stress level, and current insecurity status. Caregiver responses regarding barriers to resource usage were inductively analyzed and developed into major themes. The sample included 228 (65.7%) families with positive screens for FI and 166 (47.8%) families screening positive for UI. Of those who completed interviews (nn=n108), 77 (71.3%) caregivers recalled being provided resources during their child's visit with only 33 (42.9%) reporting use of those resources. Twelve (36.4%) of those caregivers who used the resources confirmed that their insecurity was still a concern. Five major themes for barriers to resource usage emerged: (1) improved situation, (2) perception, (3) access barriers, (4) conflicting priorities, and (5) too busy/overwhelmed. The majority of caregivers (95.7% of asked) noted that their insecurity caused increased stress with 70.5% acknowledging decreased stress levels after discussion with a provider. Integrating caregiver input through a standardized follow-up protocol into provided interventions for screened social risks can improve not only the quality and effectiveness of provided resources, but also provide insight into the impact of those interventions on insecurity from the caregiver perspective.
2010, Article / Letter to editor (Learning and Instruction, vol. 20, iss. 4, (2010), pp. 265-269)Peer assessment is an educational arrangement where students judge a peers performance quantitatively and/or qualitatively and which stimulates students to reflect, discuss and collaborate. However, empirical evidence for peer assessment effects on learning is scarce, mostly based on student self-reports or involving comparison of peers and teachers ratings or anecdotal evidence from case studies. Systematic investigation of learning effects necessitates methodological, functional, and conceptual development in peer assessment research. This implies sound (quasi-)experimental studies, the definition of specific peer assessment mechanisms, and affiliations with other research domains. The articles in this special issue address these three needs and offer new directions for research.
2011, Article / Letter to editor (Proteome Science, vol. 9, iss. 13, (2011))Suitable biomarkers associated with the development of delirium are still not known. Urinary proteomics has successfully been applied to identify novel biomarkers associated with various disease states, but its value has not been investigated in delirium patients. In a prospective explorative study hyperactive delirium patients after cardiac surgery were included for urinary proteomic analyses. Delirium patients were matched with non-delirium patients after cardiac surgery on age, gender, severity of illness score, LOS-ICU, Euro-score, C-reactive protein, renal function and aorta clamping time. Urine was collected within 24 hours after the onset of delirium. Matrix-assisted laser desorption/ionisation-time of flight mass spectrometry (MALDI-TOF MS) was applied to detect differences in the urinary proteome associated with delirium in these ICU patients. We included 10 hyperactive delirium and 10 meticulously matched non-delirium post-cardiac surgery patients. No relevant differences in the urinary excretion of proteins could be observed.
2022, Article / Letter to editor (European Journal of Sport Science, (2022), pp. 1-10)HighlightsRunning with a musical rhythm that is higher than the preferred cadence leads to an increased running cadence, without increasing heartrate and running speed.This cadence remains elevated for at least three to five weeks after the music intervention period.All individuals showed a practically relevant increase in cadence during and after the intervention.
2022, Article / Letter to editor (European Journal of Sport Science, (2022), pp. 1-10)HighlightsRunning with a musical rhythm that is higher than the preferred cadence leads to an increased running cadence, without increasing heartrate and running speed.This cadence remains elevated for at least three to five weeks after the music intervention period.All individuals showed a practically relevant increase in cadence during and after the intervention.
2010, Article / Letter to editor (Intensive Care Medicine, vol. 36, iss. suppl. 2, (2010), pp. s341)Delirium is a frequent disorder in the ICU associated with poor outcome. Several organizations, including the SCCM and the APA, therefore recommend standard screening for delirium to improve early diagnosis and treatment. The CAM-ICU is the most frequently used delirium detection tool in the Netherlands. Numerous studies to validate the CAM-ICU always yielded excellent sensitivity and specificity, but were all performed by a limited number of research nurses.
2012, Article / Letter to editor (Opleiding en Ontwikkeling, vol. 25, iss. 4, (2012), pp. 19-22)De stafafdelingen HRD en Inkoop adviseren en faciliteren beide de organisatie bij het behalen van de doelstellingen. Dat vraagt om intensieve afstemming en samenwerking. Verschil in taal en perspectief tussen HRD’ers en inkopers leidt daarbij wel eens tot fricties. Maar hoe kunnen HRD’ers juist hun voordeel doen met de deskundigheid van professionele inkopers?
2011, Article / Letter to editor (Sensor, vol. 16, iss. 4, (2011), pp. 20-21)Er is in Lagos (Nigeria) een grote vraag naar goede woningen voor de middenklasse. Onder de noemer INEX houses (inexpensive houses) hebben twee Bouwkundestudenten zich gericht op sterke verbetering van de woonomstandigheden aldaar. Het belangrijkste uitgangspunt was de verbetering van de hygiënische omstandigheden. Ook de mogelijkheden tot bouwen in Lagos zijn onderzocht en op deze wijze is een mogelijk zelfvoorzienend woningconcept tot stand gekomen.
2009, Part of book or chapter of book (, pp. 63-74)Dit artikel is gebaseerd op een onderzoekstraject dat het lectoraat Logistiek en Allianties in het voorjaar van 2008 heeft uitgevoerd in opdracht van Rijkswaterstaat Oost- Nederland. Het onderzoeksteam bestond uit drie studenten en drie docent-onderzoekers uit verschillende disciplines: Bedrijfseconomie, Logistiek & Economie en Civiele Techniek. Elk teamlid heeft vanuit de eigen invalshoek de huidige processen in beeld gebracht. Deze kruisbestuiving heeft geleid tot inzichten die vanuit elke discipline afzonderlijk niet verkregen zouden zijn. Elk teamlid kwam in aanraking met ‘de bril’ van de ander en was op die wijze in staat om op een nieuwe manier waar te nemen. Daardoor week elk teamlid af van de gebaande paden van het eigen vakgebied en ontstond er ruimte voor een open waarneming en verrassende bevindingen.
2010, Article / Letter to editor (M & O: Tijdschrift voor Management en Organisatie, vol. 6, iss. 4, (2010), pp. 66-82)Een bedrijf heeft competente medewerkers nodig om klanten te kunnen voorzien van goederen en diensten. Stel nu eens dat we een competente medewerker zien als een product. Niet omdat mensen producten zijn, maar omdat we de indruk hebben dat er met producten zorgvuldiger wordt omgesprongen dan met mensen. We nemen die zorgvuldigheid als minimumeis en stellen de vraag: In welk proces komt de competente medewerker tot stand? Dan zien we activiteiten van de leidinggevende, van collega’s, van de HR-afdeling, van trainers, van het onderwijs, van ouders, en niet te vergeten van de betrokkene zelf. Wie is er nu verantwoordelijk voor dat in dat hele proces zorgvuldig met de competentieontwikkeling van het individu wordt omgegaan? Terwijl in het geval van bijvoorbeeld een pak koffie activiteiten als telen van koffiebonen, branden, distributie en winkelverkoop duidelijk zijn afgestemd, is dit bij de HR-supply chain niet het geval. Het individu zelf dient regie over de eigen loopbaan te hebben, maar het vermogen tot regie is geen natuurgegeven. Bij kinderen niet en ook bij oudere medewerkers niet. Ons voorstel is dat iedere partij in de HR-supply chain een stuk regie pakt door zijn beslissingen te nemen met het oog op het optimaliseren van de hele keten en niet alleen van het eigen stuk daarin. Hoe dan de spanning te hanteren tussen het bedrijfskundig en het onderwijskundig paradigma? En dan heb je nog het leven zelf, van jongeren, van volwassenen, met drijfveren die zich vaak aan beide paradigma’s onttrekken.
2010, Article / Letter to editor (Magazine Bert Hellinger Instituut, vol. 2010, (2010), pp. 18-20)Het lectoraat innovatie van leren in organisaties aan de HAN bestaat uit een kerngroep van professionals met verschillende achtergronden. Wij richten ons in brede zin op de ontwikkeling van mens en organisatie. Hierin experimenteren wij met systemische werkvormen in het onderwijs, organisatieadvies, coaching en onderzoek. In dit artikel wil ik een toepassing beschrijven die het een en ander combineert: kleinschalige innovatiegroepen. Wij noemen deze innovatiegroepen ‘Vonken van vernieuwing’1. Het voorbeeld dat ik in dit artikel uitwerk speelt op een instituut dat toekomstige leraren opleidt.
2009, Article / Letter to editor (Maatwerk: Vakblad voor maatschappelijk werk, vol. 2009, iss. 4, (2009), pp. 26-28)Om te weten wat cliënten willen, is het belangrijk daar onderzoek naar te doen. Het
lectoraat Lokale dienstverlening vanuit klantperspectief ontwikkelde samen met professionals
van welzijnsinstelling Tandem in Nijmegen een vraaganalyse-instrument.
2008, Article / Letter to editor (Medisch Contact, vol. 63, iss. 20, (2008), pp. 854-858)Snel inspelen op veranderingen in de vitale functies van patiënten, levert een hoop winst op. Minder sterfgevallen en ook minder blijvende schade. In het UMC St Radboud heeft men dit streven met een rapid response-systeem in praktijk gebracht.
2010, Article / Letter to editor (Opleiding en Ontwikkeling, (2010))Tijden van economische crisis vragen om nieuwe, creatieve vormen van personeelsvoorziening. Hoe behouden we ervaren vakmensen? En tegelijkertijd: Hoe winnen we jonge mensen voor onze sector? Hoe ontwikkelen we vakmensen in crisistijd? STAN heeft een concept ontwikkeld dat oplossingen moet bieden voor deze vragen: de Talent Development Company.
2008, Book (monograph) De praktijkgids en bijbehorende instrumenten zijn bedoeld om u als professional op de werkvloer te ondersteunen bij de realisatie van een Spoed Interventie Systeem, waarmee u de vitaal bedreigde patiënt vroegtijdig kan herkennen en behandelen.
2013, Book review ((2013))Uitgangspunt van Aafke de Vor is dat trainers meer willen dan alleen een training geven. Ze willen de klant werkelijk helpen, uitgaande van de belangen van de deelnemers aan de training. Vragen waar elke trainer mee te maken krijgt zijn: wat wil de klant precies? Hoe is de situatie ontstaan? Welke mogelijkheden zijn er om het aan te pakken? Om welke competenties gaat het en welk resultaat heeft de klant voor ogen? Trainen met resultaat is bedoeld om met passie te trainen, met behulp van praktische handvatten - tips, checklisten,
modellen en werkvormen - om van klantvraag tot training te komen. Het boek is behalve voor trainers bedoeld voor iedereen die zich bezighoudt met leren (zoals docenten, opleidingsfunctionarissen, P&O’ers, managers en therapeuten). Aafke de Vor is zelfstandig trainer, coach, adviseur, supervisor en ontwikkelaar (zie www.aafkedevor.nl). Haar boek is geschreven vanuit de gedachte welk boek ze had willen hebben toen ze met dit vak begon en wat ze zelf had moeten ervaren en ontdekken wat ze niet geleerd had tijdens haar studie en niet kon lezen, doordat er geen boek over geschreven was (p. 15). Omdat ik zelf ook ooit beginnend trainer was, lijkt me dit een interessant vertrekpunt om haar boek te lezen.
2008, Inaugural lecture Intreerede uitgesproken bij het aanvaarden van het ambt van Lector 'Sport,
Voeding en Leefstijl' aan de Faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij van
de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen op 19 juni 2008
2011, Article / Letter to editor (M. Lunenberg en J. Dengerink (Eds), Kennisbasis lerarenopleiders, vol. 2011, iss. 32, (2011))Eén van de meest complexe uitdagingen waarvoor leraren en lerarenopleiders in hun onderwijspraktijk staan is de vraag wanneer leerlingen c.q. studenten daadwerkelijk hebben geleerd. Om te kunnen vaststellen wanneer iemand heeft geleerd, is kennis over beoordelingsprocessen en aanpalende leertheorieën essentieel. Deze kennis kan het beste beschreven worden aan de hand van de volgende vijf vragen: 1) Waarom wordt beoordeeld? 2) Wat wordt beoordeeld? 3) Hoe wordt beoordeeld? 4) Wie beoordeelt? en 5) Wanneer wordt beoordeeld? Alvorens de vijf vragen worden beantwoord, zal het begrip beoordelen beknopt worden gedefinieerd en geplaatst in een historische context.
2011, Book (monograph) De vraag ‘Wat is goed onderwijs?’ beantwoordt de pedagogiek met een wedervraag: ‘Waartoe dient het onderwijs?’ Ze stelt vragen als: Waar zijn de interventies en acties van het onderwijs dan op gericht en welke normatieve basis ligt aan die acties ten grondslag? Wanneer is er nu sprake van een ‘gelukt’ kind? Is een kind ‘geslaagd’ met een hoge Cito-score of een diploma van het middelbaar onderwijs? Als het zichzelf geslaagd voelt? Of als zijn of haar omgeving spreekt van een ‘actief, aardig en behulpzaam’ kind? Als het een mooie of zelfs succesvolle loopbaan ontwikkelt? Of gelden toch nog andere criteria? Het gaat zeker niet alleen om fundamentele, filosofische discussies, maar vooral ook om heel praktische zaken die om een antwoord vragen.
2009, Book (monograph) Dit boek zet de psychologische perspectieven op onderwijsleerprocessen uiteen. Op diverse manieren wordt de laatste stand van zaken weergegeven in gebieden van de psychologie die relevant zijn voor het onderwijs.
2012, Book (monograph) Wat is goed onderwijs? Deze vraag blijft de gemoederen volop bezighouden. Gelukkig maar, want zonder discussie over deze vraag is er ook geen goed onderwijs. In dit boek vind je niet ‘de definitieve waarheid’ over goed onderwijs. Die waarheden zullen we telkens opnieuw moeten formuleren op basis van relevante en actuele kennis.
2011, Article / Letter to editor (Onderwijs en Gezondheidszorg, iss. Volume 35, Number 4, (2011), pp. 19-23)De GGD Nijmegen heeft binnen haar diverse consultatiebureau-vestigingen cliëntbejegening vorm gegeven in een richtlijn, gebaseerd op de gespreksmethodiek van Muller (2001). De uitgangspunten daarvan vinden steun in de recente literatuur. Hoe door jeugdverpleegkundigen uitvoering wordt gegeven aan deze richtlijn is tegen het licht gehouden in het hier gerapporteerde praktijkonderzoek. In samenspraak met ouders zijn daartoe door consultatiebureau-professionals 27 criteria opgesteld. Op 12 daarvan scoort de uitvoering van de richtlijn op of boven de zelf gestelde 80%-norm. Bijvoorbeeld bij: ‘ Afname van de intervalanamnese met behulp van een checklist’. Een voorbeeld van een criterium waarop de onderzochte professionals de norm niet halen is ‘Checken bij ouders of alles begrepen is’. De uitkomsten van onze observatiestudie sluiten aan bij de actuele geluiden in de media over hoe ouders het bezoek aan het consultatiebureau ervaren. Tegelijkertijd laten ze zien hoe in samenspraak met ouders effectief kan worden gewerkt aan kwaliteitsverbetering van consultvoering.
2011, Book (monograph) In dit onderzoeksrapport wordt verslag gedaan van wat ouders van mensen met een ernstige verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen belangrijk vinden in de begeleiding van hun zoon of dochter. In dit onderzoek is aan ouders de ruimte gegeven om met eigen woorden de ideale begeleider voor hun zoon of dochter te beschrijven. Het onderzoek is uitgevoerd binnen het Euregioproject ‘Hand in Hand II’ door medewerkers verbonden aan het lectoraat ‘Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking’ van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Ouders werden geworven bij zowel Nederlandse, als Duitse zorginstellingen voor mensen met een verstandelijke beperking. In totaal hebben 19 Nederlandse ouders en 10 Duitse ouders deelgenomen aan dit onderzoek. De uitspraken van deze ouders zijn gescoord aan de hand van een betrouwbaar codeersysteem bestaande uit 40 codes. Deze 40 codes zijn vervolgens samengevoegd tot 6 categorieën van uitspraken. Analyses hebben zich gericht op de verschillende uitspraken van ouders, maar ook op deze 6 gemeenschappelijke thema’s binnen deze uitspraken. Uit de resultaten blijkt dat ouders de meeste uitspraken hebben gedaan over het thema dat te omschrijven was als ‘Cliëntgericht handelen van een begeleider’, vrijwel direct gevolgd door het thema ‘Relatie tussen begeleider en ouders’. Voor het al dan niet slagen van het cliëntgericht handelen en de relatie met ouders wordt door de ouders een verband gelegd met de mogelijkheden binnen het thema ‘Organisatie’, zoals een tekort aan personeel en tijdgebrek bij begeleiders. Tevens worden de thema’s ‘Voorwaardelijke aspecten voor het cliëntgericht handelen’ en ‘Directe leefomgeving van de cliënt’ gekoppeld aan het cliëntgericht handelen. Dit onderzoeksrapport ligt tevens ten grondslag aan het trainingspakket: Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking: 4 trainingen in werken met sociale netwerken en aansluiten bij cliënten en hun ouders. Dit trainingspakket is ontwikkeld door het lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
2017, Article / Letter to editor (Allesoversport.nl, (2017))Jongvolwassenen bevinden zich in de periode van 18-35 jaar vaak in de drukste periode van hun leven. Waar ze voor hun 18e jaar vaak nog thuis woonden, wonen ze nu vaak op zichzelf en maken zij verschillende levensgebeurtenissen mee in deze fase. In deze periode is deze groep nog jong en actief. Genoeg energie om voldoende te sporten en bewegen zou je denken. Toch heeft het sporten en bewegen in deze drukke levensfase te lijden onder een aantal zaken.
2012, Part of book or chapter of book (, pp. 93-112)Bij Arnhem Business School (HAN, FEM) wordt door overwegend Nederlandstalige docenten Engelstalig onderwijs gegeven aan studenten met uiteenlopende moedertalen. In opdracht van het instituut International Business & Communication werd deze meertalige communicatiesituatie vanuit het Lectoraat Human Communication Development in kaart gebracht met als onderzoeksvraag: Wat is de situatie bij Arnhem Business School op het gebied van de Engelstalige communicatie tussen docenten en studenten en waar liggen kansen voor verbetering? Een nulmeting van het taalniveau Engels bij docenten, focusgroepgesprekken met docenten en studenten, een aansluitend survey en enkele casestudies uit het bedrijfsleven vormen de basis voor het antwoord op deze vraag. De situatie wordt niet alleen belicht vanuit het oogpunt van het taalniveau Engels, maar ook vanuit dat van communicatiestrategieën en cultuurverschillen.
2021, Article in monograph or in proceedings (We hebben afgesproken dat…..”: hoe verantwoorden zorgprofessionals hun handelen in rapportages?)Van een gesprek met een cliënt naar een verslag: voor veel zorgverleners is rapporteren in het Elektronisch Cliënten Dossier (ECD) een dagelijkse noodzakelijke taak. Rapportages zijn een belangrijk instrument in de verantwoordingspraktijk van zorgprofessionals wat betreft kwaliteitsbewaking, evaluatie, en coördinatie (De Graaf et al., 2017: 11). Onderzoek geeft aan dat de rapportages lang niet altijd voldoen aan de gestelde eisen en dat er ruimte voor verbetering is in de scholing en training van schriftelijke communicatieve competenties van zorgprofessionals (Nelson & Weatherald, 2014). In deze verkennende studie stond dan ook de vraag centraal:
Hoe verantwoorden zorgverleners in de rapportages hun professionele handelen in de zorg aan de cliënt?
2009, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Lerarenopleiders, vol. 30, iss. 4, (2009), pp. 41-51)Pabo Arnhem van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en de basisscholen die behoren tot de Arnhemse stichting voor openbaar basisonderwijs De Basis hebben gezamenlijk een nieuw opleidingstraject opleiden in de school 1 (oids) ontwikkeld. Arnhemse pabostudentenkunnen aan het eind van hun eerste opleidingsjaar kiezen voor de opleidingsvariant oids of voor het al langer bestaande reguliere opleidingstraject. Tegenover het enthousiasme en de inzet voor de nieuwe opleidingsvariant bij bestuurders, managers en opleiders van zowel de lerarenopleiding als de deelnemende basisscholen is de desinteresse van studenten opvallend en teleurstellend. Er is in opdracht van het samenwerkingsverband onderzocht waarommaar zo weinig studenten kiezen voor opleiden in de school. Zowel de overheersende gedachte dat je binnen oids veel harder moet werken als het onvoldoende geïnformeerd zijn over deze nieuwe opleidingsvariant maken dat slechts weinig studenten ervoor kiezen. In dit artikel rapporteren we over het onderzoek naar het keuzeproces bij pabostudenten voor één van de twee opleidingsvarianten. In een inleidende paragraaf lichten we het probleem toe. Vervolgenswordt beschreven wat er vanuit de theorie bekend is over dit keuzeproces en hoe we tot de onderzoeksvraag zijn gekomen. We gaan in op de opzet van het onderzoek en vervolgens presenteren en bespreken we de resultaten. We sluiten af met conclusies, punten van discussie en aanbevelingen die ertoe kunnen leiden dat meer studenten in de toekomst kiezen voor het traject oids.
2017, Article / Letter to editor (Transport & Logistiek Magazine, vol. 2017, iss. 5, (2017), pp. 38)De Collegetour van het KennisDC Logistiek en KLN van 21 februari 2017, had als thema duurzaamheid. Dit thema werd ingeleid door docent van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Reinder Pieters. Hij ging in op de rol van duurzaamheid bij verschillende onderwerpen van logistiek. Er moeten nog stappen gezet worden in de logistieke sector, dat laten de in Parijs gemaakte afspraken zien volgens Pieters. Bij veel bedrijven wordt wel aangegeven dat duurzaamheid belangrijk is. Uit onderzoek blijkt echter dat dit in bijvoorbeeld aanbestedingen soms wordt meegenomen, maar in de uiteindelijke contactfase slechts zelden. Volgens Pieters zijn maatregelen op het gebied van verduurzaming terug te leiden tot een combinatie van efficiency, alteration en reduction.
2008, Part of book or chapter of book ()Eerst gaat de auteur in op het vraagstuk van persoonlijke ontwikkeling tijdens organisatieveranderingen. Vervolgens op het werken in rollenportfolio’s. Daarna worden de thema’s mondigheid en rollenportfolio samengevoegd in de stelling dat de mondigheid van mensen toeneemt als zij rollen vervullen in meerdere bedrijfsprocessen. Tot slot wordt deze stelling uitgewerkt naar het onderwijs.
2010, Book (monograph) In dit onderzoeksrapport wordt het eerste deelonderzoek beschreven van de onderzoekslijn ‘Sociale netwerken’. Dit is één van de onderzoekslijnen van het lectoraat ‘Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking’. Het onderzoek maakt deel uit van een promotietraject bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen in samenwerking met de Universiteit van Tilburg en is gestart in februari 2010 met een looptijd van vier jaar. In dit eerste deelonderzoek is geïnventariseerd op welke wijze professionals, bij de zorgaanbieders die participeren in het lectoraat, werken aan het in kaart brengen, betrekken, versterken en uitbreiden van de sociale netwerken van jongvolwassenen met een lichte verstandelijke beperking. Het onderzoek geeft een goed beeld van de werkwijze ten aanzien van het in kaart brengen, het betrekken, versterken en uitbreiden van sociale netwerken van jongvolwassenen met een lichte verstandelijke beperking. Uit het onderzoek blijkt dat het belang van sociale netwerken breed wordt onderkend, maar dat het in de praktijk van alledag vaak een complexe aangelegenheid is om hier ook vorm aan te geven. Tegelijkertijd zijn er ook bevorderende factoren benoemd die we in dit rapport toelichten aan de hand van veel mooie, inspirerende voorbeelden. Dit onderzoeksrapport ligt tevens ten grondslag aan het trainingspakket: Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking: 4 trainingen in werken met sociale netwerken en aansluiten bij cliënten en hun ouders. Dit trainingspakket is ontwikkeld door het lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
2012, Book (monograph) Deze trainershandleiding van de training "Werken met sociale netwerken van mensen met een verstandelijke beperking" maakt deel uit van het trainingspakket: Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking: 4 trainingen in werken met sociale netwerken en aansluiten bij cliënten en hun ouders. Dit trainingspakket is ontwikkeld door het lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Doel van de training Werken met Sociale Netwerken: (aankomende) professionals worden zich bewust van het belang en de structuur van sociale netwerken van cliënten. Ze krijgen handvatten om het sociale netwerk in kaart te brengen, te analyseren en uit te breiden/te versterken. Materialen behorend bij deze training: Bestand 1: Handleiding Trainer Bestand 2: Deelnemersinformatie Bestand 3: Powerpoints Sociale Netwerken Bestand 4: Werkmaterialen Verwante handleidingen: Maastrichtse Sociale Netwerk Analyse voor mensen met een verstandelijke beperking (MSNA-VB). Handleiding bij instrument MSNA-VB (zie link 1). Afname van de Maastrichtse Sociale Netwerk Analyse voor mensen met een Verstandelijke Beperking. Handleiding bij trainingsfilm (zie link 2). Zie ook het onderzoeksrapport: Werken met sociale netwerken in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Asselt-Goverts, I. van, Embregts, P., Hendriks, L. & Frielink, N. (2010)
2013, Book (monograph) Sprookjes appelleren aan de “doen-alsof” situatie, die echter de werkelijkheid soms pijnlijk nauwkeurig lijken te raken. Als een vervolg op “lievelingsrollen” lijkt ook dit boek een verdere bijdrage te kunnen leveren aan de ontwikkeling van de creatieve therapie. Zoals in het verleden ook storytelling een bijdrage heeft geleverd. Het is nu van belang om de diversiteit te gaan bundelen, immers wat lijkt er mooier dan dat je als patiënt/cliënt kunt werken met je eigen lievelingsrol in een sprookje waarbij je vervolgens ook nog je eigen “nieuwe”script kunt maken! (hetzij via storytelling, hetzij via fase 4 van het werken met sprookjes). Feit blijft dat voor uitvoering van deze methode tijd nodig is, die helaas steeds vaker minder voorradig is. Het blijft een boeiend fenomeen om je af te vragen of je dus met sprookjes kunt werken wanneer je beperkte tijd hebt. Dit boek is dan ook een pleidooi om tijd te hebben processen af te ronden, waardoor patiënten/cliënten kans krijgen om hun kwaliteit van leven werkelijk te verbeteren,of is dit een .......sprookje!
2009, Part of book or chapter of book (, pp. 45-66)In April 2005, the report titled ‘Internationals for SMEs’ was published (Braaksma 2005). The authors aim to focus on the ‘international’ in Small and Medium-sized Enterprises (SME), by giving an account of the professional profile of the more highly educated for international positions in SMEs. The definition of an ‘international’ is a graduate with an international education from higher professional educational institute who aims for an international position at a Small or Medium sized company. An ‘international’ employed in a small company is a colourful person: a “jack-of-all-trades”.
2013, Article / Letter to editor (Spine, vol. 38, iss. 25, (2013), pp. E1608-15)STUDY DESIGN: Systematic review. OBJECTIVE: To evaluate the validity of instruments that claim to detect submaximal capacity when maximal capacity is requested in patients with chronic nonspecific musculoskeletal pain. SUMMARY OF BACKGROUND DATA: Several instruments have been developed to measure capacity in patients with chronic pain. The detection of submaximal capacity can have major implications for patients. The validity of these instruments has never been systematically reviewed. METHODS: A systematic literature search was performed including the following databases: Web of Knowledge (including PubMed and Cinahl), Scopus, and Cochrane. Two reviewers independently selected the articles based on the title and abstract according to the study selection criteria. Studies were included when they contained original data and when they objectified submaximal physical or functional capacity when maximal physical or functional capacity was requested. Two authors independently extracted data and rated the quality of the articles. The included studies were scored according to the subscales "Criterion Validity" and "Hypothesis Testing" of the COSMIN checklist. A Best Evidence Synthesis was performed. RESULTS: Seven studies were included, 5 of which used a reference standard for submaximal capacity. Three studies were of good methodological quality and validly detected submaximal capacity with specificity rates between 75% and 100%. CONCLUSION: There is strong evidence that submaximal capacity can be detected in patients with chronic low back pain with a lumbar motion monitor or visual observations accompanying a functional capacity evaluation lifting test.
2015, Article / Letter to editor (Higher Education Research & Development, vol. 35, iss. 1, (2015), pp. 142-157)Higher education learning and teaching methods have changed while most educational buildings are still rather traditional. Yet, there is an increasing interest in whether we can educate todays higher education students in yesterdays buildings. This paper aims to contribute to this debate by studying the learning space choices of higher education students in relation to their learning activities, personal characteristics and other considerations that may play a role in choosing particular learning spaces. A diary research method was adopted, in which 52 business management students of a Dutch University of Applied Sciences participated. They reported which learning activities they worked on during a week, where and why there. The diary format builds on the literature from various disciplines and was used in combination with a questionnaire and interviews. The findings show significant correlations between the students’ learning space choices and their learning activities, their personal characteristics and their individual preferences. Because of the shift from a teacher-led approach to a student-led approach, higher education institutions need to provide more informal learning spaces in open areas and quiet learning spaces for individuals and small groups.
2012, Article / Letter to editor (Netherlands Journal of Critical Care, vol. 16, iss. 6, (2012), pp. 195-199)The implementation of rapid response systems (RRS) is based on the knowledge that deteriorating physiological processes are frequently present for hours or days before clear clinical deterioration is recognized [1,2]. It is assumed that this physiological deterioration is often treatable and that treatment will have greater effect when initiated early [3]. The RRS consists of an afferent limb, including “crisis detection” and “response triggering” and an efferent limb, the rapid response team (RRT) [4]. Even though robust evidence to support the effectiveness of the RRS is lacking [5-10] the system has been implemented worldwide. For example, Dutch hospitals are required to implement a patient safety programme including an RRS before 2013 [11]. This article explores the reasons why it is so difficult to prove the effectiveness of an RRS. We discuss the study designs that have been used and the various outcome measures in order to estimate the effects of an RRS. Finally, we make suggestions for future research.
2016, Book (monograph) Today’s world of work is characterized by high performance needs and demanding work hours. In order to remain competitive, organizations seek ways to promote a healthy and motivating work design for attracting and retaining a skilful and productive workforce. The rising number of dual-earner families calls for tools that enable a proper balance between work and family life. At the same time, modern information and communication technologies (ICTs) permit greater flexibility in the organization of work hours and work location. This context has drawn attention to worktime control (i.e., an employees’ possibility to control the duration, position and distribution of worktime; WTC) as a potential tool to improve or uphold employees’ health, work-nonwork balance, and work motivation in the demanding world of work. The aim of the current dissertation was to empirically examine the prevalence, associations and effects of WTC with regard to employees’ work-nonwork balance, health and well-being, and jobrelated outcomes (e.g., job satisfaction, job motivation, or performance).
2008, Article / Letter to editor (M & O: Tijdschrift voor Management en Organisatie, (2008))Ondertitel: Industriële productie zonder groepschefs. Een casestudie. Van het prototype van maakbaarheid – de industriële productie – is het de vraag of zij in de Westerse wereld nog toekomst heeft. Onder de naam offshoring is een nieuwe ronde gaande in het verplaatsen van productie naar vestigingen van het eigen bedrijf in lagelonenlanden. Velen suggereren dat we hier straks alleen nog het innovatieve denkwerk doen en dat al het maakwerk ergens anders plaatsvindt. Maar hoe zit het met de belofte van de negentiende eeuw dat de industriële productie door de economische logica van het kapitalisme zowel continue technologische ontwikkeling als nieuwe sociale verhoudingen tot stand brengt? Gaat deze belofte mee in de offshoring of gaan we dat hier nog meemaken?
2014, Article / Letter to editor (Opleiding en Ontwikkeling, vol. 27, iss. 1, (2014), pp. 6-11)Doordat er meer verantwoordelijkheden en bevoegdheden bij individuele medewerkers komen te liggen, wordt zelfsturing steeds belangrijker. Wat heeft zelfsturing gemeen met leren? Hoe ontwikkel je medewerkers in het proces van sturing naar zelfsturing?
2011, Book (monograph) Dit onderzoeksrapport geeft een beeld van de belangrijkste competenties voor een begeleider, vanuit het perspectief van mensen met een lichte verstandelijke beperking en kan daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan het leerproces van (toekomstige) begeleiders om daadwerkelijk aan te sluiten bij de cliënt. Dit onderzoeksrapport ligt tevens ten grondslag aan het trainingspakket: Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking: 4 trainingen in werken met sociale netwerken en aansluiten bij cliënten en hun ouders. Dit trainingspakket is ontwikkeld door het lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
2012, Book (monograph) Deze trainershandleiding van de training "Zie mij als mens" maakt deel uit van het trainingspakket: Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking: 4 trainingen in werken met sociale netwerken en aansluiten bij clienten en hun ouders. Dit trainingspakket is ontwikkeld door het lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Deze handleiding heeft tot doel om (aankomende) professionals bewust te maken van de invloed die zij kunnen hebben op de cliënt in zijn afhankelijkheid. Professionals leren welke competenties van belang zijn om hiermee om te gaan. Bijbehorende materialen: Bestand 1: Handleiding trainer Bestand 2: Deelnemersinformatie Bestand 3: Werkmaterialen Zie ook het onderzoeksrapport: Zie mij als mens! Belangrijke competenties voor begeleiders volgens mensen met een verstandelijke beperking. Roeleveld, E., Embregts, P., Hendriks, L., & Van Den Bogaard, K. (2011)
2012, Part of book or chapter of book (, pp. 121-136)In dit artikel wordt een case study beschreven van hoe bij een specifiek MKB bedrijf de huidige verkoopprocessen van handelsgoederen eruit zien, wat het verschil is met de inhoud van de handboeken en de praktijk, welke kritische succesfactoren en prestatie-indicatoren te ontwerpen zijn, welke verbetermogelijkheden voor de processen te bedenken zijn en hoe het proces doelmatiger ingericht kan worden. Het proces wordt grotendeels gedicteerd door de ERP software Baan IV, waar het onderzochte bedrijf sinds 2000 mee werkt. Na bestudering van de literatuur en de interviews met betrokken functionarissen blijkt dat de ISO handboeken en de praktijk op een tiental punten afwijken van elkaar. Eén daarvan is dat het handboek in het kader van klanttevredenheid voorschrijft dat de klant op de hoogte wordt gebracht indien een goed niet op voorraad is en dus de levertijd van één werkdag niet gehaald kan worden. In de praktijk gebeurt dat niet, het advies is om dat wel te doen en ten tijde van het schrijven van dit rapport is het advies al opgevolgd.