2010, Part of book or chapter of book (, pp. 143-160)Een bedrijf heeft competente medewerkers nodig om klanten te kunnen voorzien van goederen en diensten. Stel nu eens dat we een competente medewerker zien als een product. Niet omdat mensen producten zijn, maar omdat we de indruk hebben dat er met producten zorgvuldiger wordt omgesprongen dan met mensen. We nemen die zorgvuldigheid als minimum en stellen de vraag: In welk proces komt de competente medewerker tot stand? Dan zien we activiteiten van de leidinggevende, van collega’s, van de HR-afdeling, van trainers, van het (hoger, middelbaar en primair) onderwijs, van ouders, en niet te vergeten van de betrokkene zelf. En het valt ons dan op dat er geen regie is in deze keten van activiteiten die zorgt voor zorgvuldige afstemming. Het streven naar één regisseur is het najagen van een fictie. Maar accepteren we dan dat iedere schakel voor zichzelf werkt en niemand voor het geheel? Dan halen we niet de norm van de minimale zorgvuldigheid. Laten we dan serieus werk maken van het alternatief dat iedere actor een stuk regie pakt door zijn beslissingen te nemen met het oog op het optimaliseren van de hele keten en niet alleen van het eigen stuk daarin. Dan is iedere actor (bedrijf, school, uitzendbureau, individu enzovoort) verantwoordelijk voor het zoeken van samenwerking in het ontwikkelen van competente medewerkers. Geen enkele partij is eigenstandig in staat de geïntegreerde leersituatie tot stand te brengen die nodig is voor ompetentieontwikkeling, vandaar cocreatie. Hoe dan de spanning te hanteren tussen de verschillende paradigma’s? Het bedrijfskundige paradigma is gericht op werkprocessen, productiviteit, markt en geld verdienen. Het onderwijskundig paradigma is gericht op leerprocessen, competentie, studentenstromen en diploma’s. En dan heb je nog het leven zelf, van jongeren, van volwassenen, met keuzes die zich vaak aan beide paradigma’s onttrekken.
2017, Part of book or chapter of book (, pp. 126-129)De afgestudeerde van de toekomst is flexibel en wendbaar en beschikt over de vaardigheden die hem of haar in staat stellen om goed om te gaan met de continue stroom aan nieuwe ontwikkelingen. Om studenten goed voor te bereiden op het veranderende communicatievak in een dynamische en complexe context is het noodzakelijk in de opleiding al aandacht te schenken aan 21st century skills als kritisch kunnen denken, creativiteit en probleemoplossend vermogen. Ook moeten we de persoonlijke ontwikkeling van de student een belangrijke plaats geven in het curriculum.
2010, Article in monograph or in proceedings (-Proceedings of the 2nd European Conference on Intellectual Capital)This paper is about helping human resource development professionals to understand how community of practice theory can inform the design of learning-based programs in order to link individual and organizational learning better. Learning is often considered a major contributor to the success or failure of an organization and, through learning, organizations develop new, and possibly rare competencies that enables them to gain or sustain a lasting competitive advantage and continued sustainable growth. This is an investment in human capital. The purpose of this research is thus to see how communities of practice, as part of a management development trajectory, can serve as the link between individual and organizational learning thus increasing effectiveness of the program. An analytical inductive approach was taken to the research. First, a review of the literature on communities of practice, individual, group and organizational learning led to the development of an analytical framework for understanding learning at each level, and how they could be linked. Quantitative data from participant surveys and qualitative data from a longitudinal case study was used to test the framework. The research showed that individual learning and group innovation are intertwined process occurring naturally in communities of practice. According to the analytical framework developed for this study, organizing communities of practice as part of human resource development trajectories is a valid strategy for increasing their effectiveness. The research has some limitations. For example, factors important to the functioning of the community of practice itself were not assessed or considered. Variations in learning might be attributed to the quality of implementation, guidance, or other unknown reasons and so might have affected the results. There are several practical implications to this work. Most important is the framework for understanding how communities of practice are linked to organizational learning - this can help designers of management development trajectories to improve effectiveness. Also, the added value of human resource development programs can be easier shown. This research is original in being a first attempt at empirically linking human resource development trajectories, communities of practice and organizational learning.
2022, Article / Letter to editor (Clinical Nutrition, vol. 41, iss. 5, (2022), pp. 1102-1111)BACKGROUND & AIMS: The Global Leadership Initiative on Malnutrition (GLIM) criteria require validation in various clinical populations. This study determined the prevalence of malnutrition in people with cancer using all possible diagnostic combinations of GLIM etiologic and phenotypic criteria and determined the combinations that best predicted mortality and unplanned hospital admission within 30 days. METHODS: The GLIM criteria were applied, in a cohort of participants from two cancer malnutrition point prevalence studies (N = 2801), using 21 combinations of the phenotypic (≥5% unintentional weight loss, body mass index [BMI], subjective assessment of muscle stores [from PG-SGA]) and etiologic (reduced food intake, inflammation [using metastatic disease as a proxy]) criteria. Machine learning approaches were applied to predict 30-day mortality and unplanned admission. RESULTS: We analysed 2492 participants after excluding those with missing data. Overall, 19% (n = 485) of participants were malnourished. The most common GLIM combinations were weight loss and reduced food intake (15%, n = 376), and low muscle mass and reduced food intake (12%, n = 298). Machine learning models demonstrated malnutrition diagnosis by weight loss and reduced muscle mass plus either reduced food intake or inflammation were the most important combinations to predict mortality at 30-days (accuracy 88%). Malnutrition diagnosis by weight loss or reduced muscle mass plus reduced food intake was most important for predicting unplanned admission within 30-days (accuracy 77%). CONCLUSIONS: Machine learning demonstrated that the phenotypic criteria of weight loss and reduced muscle mass combined with either etiologic criteria were important for predicting mortality. In contrast, the etiologic criteria of reduced food intake in combination with weight loss or reduced muscle mass was important for predicting unplanned admission. Understanding the phenotypic and etiologic criteria contributing to the GLIM diagnosis is important in clinical practice to identify people with cancer at higher risk of adverse outcomes.
2010, Article / Letter to editor (Personeelbeleid, vol. 2010, iss. december, (2010), pp. 32-35)P&o-ers moeten zich minder focussen op het strategisch partnerschap maar op de dagelijkse uitvoering van de organisatiestrategie. Deze uitvoering is hard nodig in een tijd waarin organisaties met steeds meer uitdagingen worden geconfronteerd, aldus Robert Verburg, lector aan de HAN Hogeschool. ‘Strategie komt maar een paar keer per jaar ter sprake, de uitvoering dagelijks.
2011, Article / Letter to editor (TVZ : verpleegkunde in praktijk en wetenschap, vol. 26, (2011))DOEL. Consensus verkrijgen over het mobiliseren van patiënten op de intensive care (IC) qua definitie, hoofd- en specifieke doelstellingen, verrichtingen, frequentie, indicaties en contra-indicaties. METHODE. Een expertgroep van verpleegkundigen, fysiotherapeuten en artsen van IC-afdelingen van Nederlandse ziekenhuizen is samengesteld volgens de quotamethode. Een Delphi-onderzoek is uitgevoerd onder de expertgroep (n = 64). De mate van consensus over de aspecten van het mobiliseren werd vastgesteld in drie rondes (= 75%: overtuigende consensus, 60 tot 75%: consensus, < 60%: geen consensus). RESULTAAT. De respons op de drie ronden bedroeg respectievelijk 87,5% (n = 56), 87,5% (n = 57) en 76,5% (n = 49). (Overtuigende) consensus is bereikt over de definitie, de hoofddoelen, dertien van de negentien specifieke doelen, acht van de tien verrichtingen, de frequentie van het positioneren (minstens tweemaal per dag) en van het oefenen en transfers (tweemaal per dag). Overtuigende consensus is bereikt over de indicatie van het mobiliseren (iedere patiënt mits een contra-indicatie). (Overtuigende) consensus is bereikt over verhoogde intracraniale druk, hemodynamische instabiliteit en instabiele wervelfracturen als contra-indicaties voor het mobiliseren. (Overtuigende) consensus is bereikt voor respiratoire instabiliteit, saturatiegraad, FiO2, open thorax en verstoring van cerebrale functies (met vermelding van grenswaarden) als contra-indicaties voor transfers. CONCLUSIE. De resultaten van dit onderzoek vormen de eerste aanzet tot het ontwikkelen van een multiprofessionele richtlijn over het mobiliseren van beademde patiënten op de IC. Aanbevelingen zijn gedaan voor de revalidatie van patiënten na ontslag van de IC en uit het ziekenhuis.
2011, Book (monograph) In dit onderzoek staat de onderzoeksvraag centraal: is het mogelijk tot een consensus-based document te komen voor dramatherapie met angststoornissen? Dit onderzoek is een vervolg op een ontwikkelingsonderzoek uit 2005 waarin ik het fasenmodel van Emunah aanbeveel voor dramatherapie bij angststoornissen. Het ontwikkelingsonderzoek beperkte zich tot het werk van één dramatherapeut met een open groep met sociale angst, paniek- en dwangstoornissen. Dit consensus-based onderzoek is breder van opzet. Voor dit onderzoek zijn 8 dramatherapeuten geïnterviewd die met angststoornissen werken, waarbij alle angststoornissen aan bod komen, dus ook de posttraumatische stressstoornis (PTSS). Er zijn verschillende dataverzamelingstechnieken gebruikt om de ervaringskennis van deze professionals zo goed mogelijk te expliciteren en te beschrijven. Hierbij komen alle vormen van dramatherapie aan de orde: open en gesloten groepen en individuele therapie. Deze beschrijvingen zijn geabstraheerd tot behandelproducten die op te vatten zijn als best practices. Het voordeel van behandelproducten is dat je de concrete praktijk kan abstraheren tot algemeen geldende uitspraken. Een nadeel is dat het soms nog maar weinig zegt over die praktijk. Vandaar dat ik de behandelproducten demonstreer met levendige en waarheidsgetrouwe procesbeschrijvingen die tot de verbeelding spreken en tesamen een soort handboek vormen voor dramatherapie met angststoornissen. Dit handboek vormt de basis voor het consensus-based document en biedt tevens veel inspiratie voor dramatherapeuten. In dit onderzoek worden ook de behandelingsvisies beschreven van de verschillende klinieken die van invloed zijn op de dramatherapeutische aanpak. Allereerst natuurlijk de cognitieve gedragstherapie (CGT) die in de multidisciplinaire richtlijn wordt aanbevolen. Gedurende het onderzoek bleek dat de acceptatie- en commitment-therapie (ACT) steeds meer in opmars is bij de aanpak van angststoornissen. Daarnaast is de schemagerichte therapie (SGT) ook groeiende bij angststoornissen. Verschillende dramatherapeutische werkvormen komen aan bod die geïnspireerd zijn op één van deze behandelingsvisies. Na analyse van het bovenstaande materiaal was het mogelijk tot de beschrijving van het consensus-based document te komen. Hierin zijn aspecten van de behandelingsvisies terug te vinden als gevoelens leren verdragen en negatieve cognities bewerken tot positieve cognities. Verder staat in dramatherapie het doorbreken van het vermijdingsgedrag centraal waarbij gezonde kanten versterkt worden en cliënten hun gedragsrepertoire leren uitbreiden. De kerngroep van dramatherapeuten beschouwde de fasenindeling van Emunah als een bruikbare dramatherapeutische richtlijn in het werken met angststoornissen, waarbij alle fasen aan bod komen afhankelijk van de vorm van de therapie, de specifieke angststoornis en het proces waarin de cliënten zich bevinden. Dit consensus-based onderzoek biedt een goed uitgangspunt voor een verdere effectstudie en biedt daarmee een bijdrage tot het evidence-based werken.
594931 De Hospital Standardized Mortality Ratio (HSMR) is een manier om gestandaardiseerde sterfteratio van ziekenhuizen te berekenen. Een hoge HSMR heeft signalerende waarde voor medische specialisten om verbeterinitiatieven in te voeren. Daarnaast heeft de HSMR als doel om vanuit publiek oogpunt transparantie van medische uitkomsten van ziekenhuizen te bewerkstelligen.
2012, Article / Letter to editor (Holland Management Review & Belgium Management Review, vol. 2012, iss. 146, (2012), pp. 37-42)Sinds de afschaffing van de Beeldende Kunstenaarsregeling (BKR) in 1987 moet de kunstenaar zich steeds meer als zelfstandig ondernemer organiseren. Toch is ondernemerschap voor veel creatieven nog steeds vooral een noodzakelijk kwaad om creatieve doelen te bereiken. Het gevolg is een weinig professionele invulling van het ondernemerschap die het creatief succes bedreigt. In hoeverre wijkt creatief ondernemerschap af van ‘gewoon’ ondernemerschap? Creatieven definiëren zich zelden als ondernemers omdat ze hun culturele toegevoegde waarde doorgaans belangrijker vinden dan de economische. Pleidooi voor aandacht voor de samenhang en wisselwerking tussen ‘culturele winst’ en ‘economische waarde’.
2009, Article in monograph or in proceedings (ARCCI seminar)Overal in de wereld concurreren steden met elkaar om de 4 B’s: Bewoners, Bedrijven, Bezoekers en Bollebozen. Veel steden proberen zich in die strijd aantrekkelijk te maken als creatieve stad. Ze doen er alles aan om kunstenaars en designers aan te trekken, knappen oude fabrieken op en ontwikkelen kekke wijken met hippe winkels. En dan? Ben je dan een creatieve stad? Onzin, zegt ARCCI-lid Roy van Dalm. Een creatieve stad is meer dan een creatieven stad. Het is pas het begin. Maar steden die het niet gesnapt hebben, houden het hier bij en beginnen te klagen dat het een hype is. Gelukkig weten wij in Arnhem wel beter, toch? Waar de Creatieve Stad w‘rkelijk om draait, laat dit ARCCI seminar zien.
2010, Article / Letter to editor (Organza News, iss. 2, (2010), pp. 6-8)The past few months have involved becoming acquainted and more familiar with the creative industries in the various regions of the Organza partners. Dany Jacobs (ARCCI – Arnhem Centre for Creative Economy and Innovation) reports. I had already known for some time that both Nottingham and Treviso were located in particularly innovative regions, and this is why I did everything I could to involve them in this project when we started preparing the Organza project. In September and October, together with a number of people from various Organza partners, we visited Nottingham and Treviso and what we saw there confirmed beyond any doubt that this reputation for innovation was well-deserved.
2008, Article / Letter to editor (ESB, vol. 2008, iss. maart, (2008), pp. 151-153)In dit artikel wordt Floridas begrip van de creatieve klasse bekeken en de kwantificering daarvan. Die wordt geconfronteerd met enkele andere Nederlandse benamingen die voor een groot deel aan hetzelfde euvel leiden: men is creatief of men is het niet. Daartegenover stellen we een meer nuancerende, fuzzy benadering waarmee we een eigen berekening maken van het creatieve gehalte van de Nederlandse economie.
2012, Part of book or chapter of book (, pp. 9-27)In allerlei wetenschappen is het ‘veralgemeend darwinisme’ inmiddels een overkoepelend paradigma waarmee verschillende disciplines met elkaar communiceren. In de sociale wetenschappen blijft de darwinistische evolutionaire theorie echter een bijna onbeduidende minderheidsstroming. Een verkenning van zowel de mogelijke bijdrage van deze theorie aan de bedrijfskunde als enkele traditionele vooroordelen ertegen en de meer simplistische benaderingen die het zicht op de echte waarde ervan kunnen vertroebelen.
2012, Article / Letter to editor (Facility Management Magazine, (2012), pp. 28-30)Hogescholen zijn de laatste jaren flink bezig met de ontwikkeling van gebouwen, met de nodige investeringen. In rap tempo worden er ultramoderne gebouwen neergezet of worden oude gebouwen gerenoveerd. Natuurlijk zijn deze ontwikkelingen in eerste instantie gericht op het nog beter ondersteunen van het primaire proces: het aanbieden van onderwijs. Maar wat is de invloed van deze gebouwen op de keuze van een potentiële student voor een hogeschool? Dit artikel geeft op deze vraag een antwoord.
2011, Part of book or chapter of book (, pp. 147-160)In verreweg de meeste gevallen komt een verzekeringsovereenkomst tot stand na aanvaarding door de verzekeraar van het door de verzekeringnemer ingevulde en ondertekende vragenformulier. Dit vragenformulier vormt dan ook de grondslag van de verzekeringsovereenkomst, immers op basis van de door de verzekeringnemer gegeven antwoorden beslist de verzekeraar niet alleen óf hij het aangeboden risico accepteert, maar ook welke premie daarbij hoort en welke, eventuele, uitsluitingen moeten worden toegepast. Het is dus van groot belang dat verzekeringnemers dit vragenformulier duidelijk en naar waarheid invullen. De wetgever heeft dan ook in artikel 7:928 lid 1 BW bepaald dat verzekeringnemers verplicht zijn om vóór het sluiten van een verzekeringsovereenkomst aan een verzekeraar alle feiten mee te delen die hij kent of behoort te kennen en waarvan hij weet of behoort te begrijpen dat ze van belang zijn of kunnen zijn voor de beoordeling van het risico door die verzekeraar. Deze zogenoemde voorcontractuele mededelingsplicht strekt zich uit over zowel de materiële, als de morele feiten.
2013, Part of book or chapter of book (, pp. 75-79)In de praktijk van de bij De Borg, VOBC en Landelijk Kenniscentrum LVB aangesloten instellingen is een basis gelegd voor een gespecialiseerd behandelaanbod. In dit kader werken zij sinds 2008 in het consortium Coping LVB nauw samen met de universiteiten van Utrecht en Tilburg. De uitkomsten van dit consortium waren onderdeel van dit derde congres ‘Met het oog op behandeling’. Daarnaast waren er inleidingen en workshops over onderzoeksresultaten uit de brede kring van onderzoekers en instellingen voor behandeling en begeleiding van mensen met een licht verstandelijke beperking en gedragsproblematiek. In het congres ‘Met het oog op behandeling 3’ lag het accent op het delen van de meest recente kennis op het gebied van diagnostiek en behandeling van LVB-problematiek. In het ochtendprogramma betrof dit een overzicht van wetenschappelijk onderzoek in de LVB-zorg. In het middaggedeelte vonden in 2 workshoprondes presentaties plaats over onderzoek naar diagnostiek en interventies dat uitgevoerd is in de praktijk van instellingen die aangesloten zijn bij De Borg, VOBC en Landelijk Kenniscentrum LVB. Hierbij kunt u o.a. denken aan; motiverende gespreksvoering, Triple C en MST-LVB.
2009, Article / Letter to editor (Opleiding en Ontwikkeling, (2009))‘Een buitengewone campagne, inspirerend, effectief en vernieuwend. Communicatie met emotie.’ Zo oordeelde de jury van de Galjaardprijs over ‘de Buitenwereld’ van UWV. De Buitenwereld was echter veel meer dan een communicatieproject. Alle reden om deze dag eens beter te bekijken; dit keer vanuit HRD-perspectief.
2011, Part of book or chapter of book (, pp. 49-60)In het kennisdomein van marketing en sales wordt zowel in de literatuur als in de praktijk nog te weinig nagedacht en gehandeld vanuit een integraal verbeterperspectief voor de hele commerciële waardeketen en de samenstellende onderdelen daarvan. Het ontbreekt nog te vaak aan het inzicht in het geheel en aan de wil om verbeterprocessen in deze op gang te brengen. Het onderstaande artikel wil aan beide een bijdrage leveren door de commerciële waardeketen met al haar tools en drivers als verbetercyclus neer te zetten. Zowel studenten als professionals kunnen er hun voordeel mee doen.
2013, Part of book or chapter of book (, pp. 31-50)Onderzoek naar competenties in het algemeen en naar de benodigde competenties voor ondernemers in het bijzonder is volop in beweging. Onderzoek in het verleden heeft vanuit verschillende invalshoeken en met verschillende doeleinden plaatsgevonden en is daarom veelal niet generaliseerbaar. Daarom worden meerdere theorieën onderscheiden. Het onderzoek naar competenties is met een start in de 90-er jaren nog relatief nieuw en is international georiënteerd. Het onderzoek kan branchegericht zijn (denk aan de gezondheidszorg), het kan van toepassing zijn op het onderwijs (competentiegericht onderwijs), relaties hebben met human resource management (aanstellen van personeel), maar ook gericht zijn op ondernemen. De vraag die dan opgeroepen wordt, luidt: welke competenties zijn van belang voor succesvol ondernemen? Hier is veel onderzoek naar gedaan, maar de uitkomsten zijn (helaas) niet eenduidig. Op zich geen vreemde uitkomst, omdat culturen, nationaliteiten, branches en levenscycli dwars door dit soort onderzoeken heen lopen (zie literatuuroverzicht hierna). Om te laten zien waar we nu staan als het gaat om ondernemerschap, onderzoeken we voornoemde vraagstelling.
2017, Part of book or chapter of book (, pp. 83-94)Het inrichten van landelijke expertise- of kenniscentra wordt vaak genoemd als middel om het praktijkgericht onderwijsonderzoek in de lerarenopleidingen van hogescholen te versterken en meer te positioneren, zichtbaarder te maken (Kaldewaij & Slotman, 2016; Vereniging Hogescholen, 2015). Het gevaar van dergelijke centra is dat er te veel nadruk wordt gelegd op slechts één van de kerntaken van lectoraten in het hbo en de andere twee veronachtzaamd worden. Als Netwerk Lectoren Lerarenopleidingen pleiten we daarom voor het inrichten van netwerken waarin optimaal en in samenhang aan alle kerntaken kan worden gewerkt. In dit hoofdstuk gaan we eerst in op de drievoudige taakstelling van praktijkgericht onderzoek in het hbo. Bij hun aanstelling kregen lectoren de opdracht bij te dragen aan 1) de verdere ontwikkeling en professionalisering van de lerarenopleidingen, 2) de innovatie van de onderwijspraktijk/het werkveld (primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs) en 3) de ontwikkeling van kennis. We beschrijven de opbrengsten van de afgelopen vijftien jaar, die niet verloren Mogen gaan. Vervolgens bespreken we hoe dit praktijkgericht onderzoek nog sterker kan. Wat vraagt dit van lectoren c.q. lectoraten en hun partners en welke organisatievormen passen daarbij? We benoemen richtinggevende criteria die kunnen bijdragen aan de vormgeving en versterking van netwerken waarin praktijkgericht onderzoek, lerarenopleidingen en het onderwijswerkveld samenkomen en zichtbaar zijn.
2009, Part of book or chapter of book (, pp. 197-203)Intensive care-geneeskunde maakt de laatste jaren een stormachtige ontwikkeling door. Steeds meer mensen komen er in hun dagelijkse werk mee in aanraking en daardoor ontstaat er een groeiende behoefte aan literatuur over dit onderwerp. Technische, maar met name ook praktijkgerichte literatuur. Venticare geeft onder de naam Capita Selecta ieder jaar een interessante verzameling artikelen uit op het gebied van de intensive care-geneeskunde. Alle artikelen zijn geschreven door deskundigen uit het vakgebied. De nadruk ligt op de praktische toepasbaarheid van de beschreven stof.
2009, Article / Letter to editor (Holland Management Review & Belgium Management Review, vol. 2009, iss. 124, (2009), pp. 40-46)Hoe kunnen managers de kansen op succesvolle innovatie vergroten? Voor het antwoord op die vraag zijn de auteurs te rade gegaan bij een twintigtal Nederlandse ondernemingen en organisaties die bekend zijn door hun herhaalde successen op het terrein van innovatie; ondernemingen die kennelijk een succesvolle innovatieroutine hebben weten op te bouwen. Achter die innovatieroutine ontdekten ze tien disciplines waarin deze bedrijven en organisaties uitblinken. Dat levert het concept op van de innovatietienkamp: tien heel verschillende disciplines of beleidsterreinen waarop ondernemingen hoog moeten scoren om blijvend succesvol te innoveren. Aan managers de taak om ervoor te zorgen dat hun onderneming op alle disciplines hoog scoort, want één slecht resultaat kost het kampioenschap.
2010, Part of book or chapter of book (, pp. 39-44)In het autoverkeer zijn files en vertragingen aan de orde van de dag. De tijd dat mensen de file als een welkome attractie beschouwden en er eens rustig naar gingen kijken, ligt inmiddels ruim een halve eeuw achter ons. Files zorgen onder meer voor tijdverlies en milieubelasting. In het kader daarvan is de TU Delft het onderzoeksprogramma AMICI gestart. AMICI is een NWO/VeV-onderzoeksprogramma. De afkorting staat voor Advanced Multi-agent Information and Control for Integrated multi-class traffic networks. Het onderzoeksprogramma richt zich op de ontwikkeling van een innovatieve regeltechniek specifiek geschikt voor de gecoördineerde controle van heterogene verkeersstromen. Een van de onderzoeken binnen AMICI leidde in 2009 tot een promotie. Dit artikel geeft een kort overzicht van de aanpak en uitkomsten van dit onderzoek. Voor een volledig overzicht wordt naar het betreffende proefschrift verwezen: Bogers, 2009.
2010, Article / Letter to editor (Veerkracht. een Tijdschrift voor Leraren en Opleiders Primair Onderwijs, vol. 7, iss. 2, (2010), pp. 4-9)Er zitten relatief weinig jongens op de Pabowaardoor er uiteindelijk maar een gering aantal mannen als leraar werkt in het primair onderwijs. Dat lijkt - zeker als we ook alle berichtgeving daarover in de publiekspers moeten geloven - een groot probleem.
2016, Article / Letter to editor (Veerkracht, vol. 13, iss. 1, (2016), pp. 38-39)Ben je een lerarenopleider? De kans is groot dat je behoort tot de beroepsgroep van lerarenopleiders. Iedereen die studenten opleidt tot leraar of nascholing van leraren verzorgt, is een lerarenopleider, ongeacht of dit nu op een school of een lerarenopleiding plaatsvindt. Als je op een basisschool werkt en als taak hebt om studenten van de KPZ te begeleiden, dan ben je dus niet alleen een leraar, maar ook een lerarenopleider. Voor al deze verschillende lerarenopleiders is door de Vereniging Lerarenopleiders Nederland (VELON ) een kennisbasis ontwikkeld. In dit artikel vertellen we hier meer over.
2011, Article / Letter to editor (Supervisie en Coaching, vol. 28, iss. 4, (2011), pp. 167-187)Wat levert de toepassing van de kleurenbenadering van De Caluwé en Vermaak op, als we deze toepassen op supervisie als veranderstrategie? Mogen supervisoren een favoriete kleur hebben? Of moet een supervisor van alle kleurenmarkten thuis zijn?
2011, Article / Letter to editor (Gids voor Personeelsmanagement, vol. 2011, iss. 9, (2011), pp. 42-43)HRM heeft zich ontwikkeld to een volwaardige discipline met eigen opleidingen, vakbalden en wetenschappelijke tijdschriften. Onder de noemer van HRM gaat een groeiende internationale gemeenschap van onderzoekers schuil die dagelijks bezig is met het bestuderen van diverse aspecten van personeelsmanagement. Er wordt hierbij vooral gekeken naar het effect van HRM op het uiteindelijke bedrijfsresultaat van verschillende organisaties. Hoewel de gecombineerde resultaten een positieve reactive tussen HRM en prestaties laten zien, is er echter nog veel onduidelijk.
2010, Part of book or chapter of book (, pp. 123-132)Iedereen heeft intuïtie, die zich uit in sterke gevoelsmatige overtuigingen die niet geheel rationeel te verklaren zijn. Intuïtie is nuttig. Het is van groot belang voor professionals, zoals politieagenten, officieren van justitie en rechters, die op basis van hun (werk)ervaring bepaalde dingen aanvoelen en daardoor hun werk beter en effectiever kunnen verrichten. Maar wat als hun intuïtie er volledig naast zit? In het recente verleden is er veel mediaaandacht geweest voor gerechtelijke dwalingen, rechtszaken waarbij opsporingsambtenaren en medewerkers van het OM zo sterk op hun intuïtie vertrouwden dat ze onvoldoende oog hadden voor bewijs dat hun overtuiging tegensprak. Intuïtie als selffulfilling prophecy, dus. Is er in ons rechtssysteem wel plaats voor een fenomeen als intuïtie of moet er naar gestreefd worden om de gerechtelijke procedure zo rationeel mogelijk te benaderen en intuïtie uit het proces te weren? Kan intuïtie tot rechtvaardigheid leiden of is het juist een bedreiging hiervoor? Een groot aantal auteurs heeft zich over deze vraag gebogen. In dit artikel vindt de lezer de mening van juristen, sociologen, psychologen en andere wetenschappers. Het resultaat is een pleidooi voor de ‘sensus iuridicus’.
2010, Part of book or chapter of book (, pp. 41-58)Verslag van het symposium dat op 3 september 2009 gehouden is bij de HAN. De opleiding HBO-Rechten van de HAN biedt per september 2009 aan haar studenten de mogelijkheid om het vak Jeugdrecht te volgen en in dat vak af te studeren. Het jeugdrecht is een onderwerp dat vooral de laatste jaren enorm in de belangstelling staat en waarover in de rechtswetenschappelijke literatuur en daarbuiten reeds het nodige is gepubliceerd. Het jeugdrecht is veelomvattend en heeft haar wortels in vrijwel alle rechtsgebieden. Bij de bestudering van het jeugdrecht is al snel duidelijk dat het belang van een kind een overheersende rol dient te spelen, zonder overigens aan dit belang absolute voorrang te geven.
2008, Article / Letter to editor (Tijdschrift voor Hrm, (2008))In 2006 is forse kritiek geuit op HR. Trude Maas, commissaris bij verschillende bedrijven en lid van de Eerste Kamer, opende het debat. In het tijdschrift HR Strategie stelde zij dat de HR-beroepsgroep te passief is: ‘Ik hoor HR nooit iets zeggen. Op geen enkel dossier.’ En organisatieadviseur Hans Strikwerda schreef enkele maanden later in Management en Consulting dat de HR-manager ‘een van de meest grijze figuren is die je als consultant kunt tegenkomen’. Hij spreekt over de ‘postmoderne aftocht van HRM’ en concludeert: ‘slaap zacht, personeelsfunctionaris’.
2011, Part of book or chapter of book (, pp. 97-112)De loopbaanstap van professional naar het management is doorgaans een moeilijke stap, of het nu een ingenieur, jurist, medicus of andere professional is die van het vakinhoudelijk werk tot het management geroepen wordt. Dit lezen we in de spaarzame literatuur over deze loopbaanbeweging en moet ook in de praktijk geconstateerd worden. Gezien het grote afbreukrisico verbonden aan deze loopbaanstap is het opmerkelijk is dat deze specifieke transitie in de gangbare managementliteratuur geen prominente plaats inneemt. Er wordt veel geschreven over allerlei aspecten van management en leiderschap, onderwerpen als competenties, eigenschappen, taken, leiderschapsstijlen e.a., maar niet over de transitie zelf die men doormaakt als men de vakinhoud moet loslaten en leiding gaat geven aan andere professionals.
2011, Article / Letter to editor (Nursing, vol. 2011, iss. 4, (2011), pp. 50-55)De ‘vitaal bedreigde patiënt’ is een van de tien thema’s van het ‘Veiligheidsprogramma vms zorg’. Het programma is in het leven geroepen nadat uit een groot onderzoek ‘Onbedoelde schade in Nederlandse ziekenhuizen’ is gebleken dat in 2004 1735 patiënten in de Nederlandse ziekenhuizen zijn overleden vanwege vermijdbare gebeurtenissen. Het Veiligheidsprogramma heeft ten doel vermijdbare onbedoelde schade in de Nederlandse ziekenhuizen tussen 2007 en 2012 met 50% te verminderen. Een expertteam van verpleegkundigen en artsen heeft de praktijkgids Vroege herkenning en behandeling van de vitaal bedreigde patiënt ontwikkeld. De praktijkgids beschrijft het spoedinterventiesysteem (SIS) en geeft aanbevelingen om het systeem te implementeren en te borgen.
2011, Part of book or chapter of book (, pp. 9-16)Binnen het domein van spiritualiteit is het onderzoeksgebied mindfulness onmisbaar, vooral door de studies naar effecten van meditatie, mentale focus en de voordelen van reflectie technieken. Mindfulness, een term die geen goed equivalent heeft in de Nederlandse taal, kunnen we opvatten als bewust handelen. Het is van oorsprong een oude spirituele techniek die is aangepast aan de moderne tijd met het doel om scherper waar te nemen, ruis in de waarneming te verminderen, te ontspannen en om diepere niveaus van het bewustzijn te bereiken. Dit artikel gaat in op de relevantie van mindfulness voor het bedrijfsleven. Op welke wijze kunnen we beide met elkaar verbinden en waar ontmoeten beide werelden van spiritualiteit en materie elkaar? Mindfulness is uitgebreid onderzocht in hersenonderzoek. Het is een geaccepteerd terrein in het Westen omdat het los staat van religie, wetenschappelijk is bewezen effectief te zijn en omdat het multidimensioneel is. Het wordt veel toegepast in het onderwijs, de sportwereld en recentelijk ook in het bedrijfsleven. In dit artikel behandel ik wat mindfulness is en hoe het bruikbaar kan worden gemaakt voor het bedrijfsleven.
2012, Part of book or chapter of book (, pp. 105-119)De doelstelling van dit artikel is tweeledig. Ten eerste wil ik een kijkje in de keuken geven naar de vraagstukken die mij, als docent Engels bij het instituut International Business & Communication, het meest intrigeren, en die raken aan zich snel ontwikkelende (en soms controversiële) thema’s binnen mijn vakgebied. Omdat ik mijn lesbevoegdheid niet in Nederland heb behaald heb ik de leergang didactiek gevolgd van het HAN VDO, het opleidingsinstituut van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Ik heb binnen de leergang een onderzoek uitgevoerd over de leerbeleving van meertalige studenten en internationale studenten in de meertalige lesomgeving. Ik meen dat dit ook docenten buiten de talensecties kan interesseren vanwege de huidige HAN-brede verschuiving naar een curriculum en studentenpopulatie met een internationaal georiënteerd karakter. Ik bied in dit artikel een overzicht van de huidige ideeën op het gebied van meertaligheid die mijn onderzoek geïnspireerd hebben, enkele van mijn meest interessante resultaten en de vervolgvragen die het opgeleverd heeft. Ten tweede wil ik, door middel van een duik in het gedachtegoed van reflective practice, beargumenteren dat dergelijk (kleinschalig) onderzoek naar de eigen lespraktijk een sleutelrol kan vervullen in het voorbereiden van docenten op hun rol in de University of Applied Sciences (UAS) die de HAN wil worden, waarin onderzoek als onderdeel van onderwijs een meer centrale plaats in gaat nemen.
2011, Article / Letter to editor (Opleiding en Ontwikkeling, (2011))Inkoopprocessen van opleidingen verlopen steeds gestructureerder. Vooral in de voorbereidende fase van het inkoopproces is voordeel te behalen. We beschrijven hier hoe een Request for Proposal (RFP) goed werkt en bieden een checklist als hulpmiddel.
2010, Article / Letter to editor (Critical Care, vol. 7, iss. 6, (2010), pp. 12-15)Bij patiënten die gereanimeerd zijn, wordt standaard gecontroleerde, milde hypothermie (streeftemperatuur 32-34oC) toegepast bij om verdere hersenschade te beperken. Het koelen gaat gepaard met perifere vasoconstrictie waardoor de huid en de subcutis minder doorbloed zijn. Onderzocht is of de beperkte doorbloeding – in combinatie met een verminderde toepassing van wisselhouding in verband met het beoogd waarborgen van de hemodynamiek – leidt tot meer decubitius en wat eraan gedaan kan worden.
2010, Article / Letter to editor (Critical Care, vol. 2010, iss. 14, (2010), pp. 449)It may be true (but confirmation is required) that adding delirium to a measurement such as the APACHE score is not of value. Clinicians and hospital quality officers should continue to consider early detection of delirium and ongoing delirium detection as an important prognostic tool. Despite shortcomings of various methods to determine the predictive value, our conclusion remains that delirium does not improve the predictive value of the APACHE score.
2012, Article / Letter to editor (Critical Care Medicine, vol. 2012, iss. 40, (2012), pp. 112-119)Prospective 18-month follow-up study to examine the impact of delirium during intensive care unit stay on long-term health-related quality of life and cognitive function in intensive care unit survivors.
2012, Article / Letter to editor (Journal Vehicle System Dynamics, vol. 50, iss. 6, (2012), pp. 939-959)Path tracking driver models assume the observed path deviation ahead of the vehicle to be proportionally transferred to a corrective steering input. The most simple version of such a model includes three parameters, a single preview distance, a steering gain and a delay time, being examined in this paper, in dependency of vehicle properties, driver characteristics, velocity and path. It is shown that, for different and bounded preview lengths, a driver can follow any path with almost the same minimum path error, if the gain is adapted appropriately. The upper boundary is path-dependent but driver and path characteristics have only a minor effect on the resulting relationship between preview length and gain. Consequently, gain and preview length may well vary along some path. This has been examined, experimentally, for different drivers. A too small preview length conflicts with closed-loop stability, explicitly described in terms of vehicle parameters, vehicle speed and driver delay time. The results of this paper provide a basis for enhanced understanding of human driver behaviour.
2017, Part of book or chapter of book ()Das Buch geht von der Erfahrung aus, dass gemeinschaftliches Singen innere Berührungen zulässt, die etwas Heilsames in Bewegung bringen können. Wir sehen das Singen als universales Menschheitsgut. Für Krankheitsbewältigung und Gesundheitsfürsorge sehen wir es als bedeutsame Ressource an. Dabei muss das Singen unserer Auffassung nach im Kontext des Gesundheitssystems sowohl in Bezug auf die innere Haltung und die Angebote der Singleiter und Singleiterinnen reflektiert und wissenschaftlich befragt werden, als auch in Bezug auf die Patientenanliegen und die konkreten Umstände, in denen sich Menschen zum Singen zusammenfinden. Unser Ziel ist es, Singangebote überzeugend zwischen therapeutischen Techniken und Freizeitangeboten zu verorten, Behandler ebenso dafür zu gewinnen wie Patienten und ihre Angehörigen. Der vorliegende Tagungsband spiegelt die Vielfalt wider, welche sich in den Vorträgen auf unseren Jahreskonferenzen zeigt.
2009, Article / Letter to editor (Het Financieele Dagblad, vol. 2009, (2009))De Amerikaanse economisch geograaf Richard Florida ziet de huidige crisis als de grote fundamentele transformatie van onze economie. Hij spreekt van de Great Reset, de grote omschakeling naar een economie die draait om kennis en creativiteit. De auteur van The Rise of The Creative Class hekelt overheden die de uitweg uit de malaise louter zoeken in investeringen in infrastructuur en het overeind houden van bedrijven. “Waar blijft de discussie over talent?” Socialeinnovatie.nu sprak de befaamde hoogleraar en auteur in het Spaanse Pamplona.
2010, Book (monograph) Van verpleegkundigen en verzorgenden wordt steeds vaker gevraagd gegevens over kwaliteit van zorg bij te houden, bijvoorbeeld voor externe partijen als de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en zorgverzekeraars. Steeds meer van deze gegevens komen bovendien beschikbaar via internet en zijn daarmee direct toegankelijk voor cliënten. Verpleegkundigen en verzorgenden geven echter signalen dat het meten een last is en dat er te veel tijd aan op gaat. Dit spanningsveld trok de aandacht van het Landelijk Expertisecentrum Verpleging & Verzorging (LEVV) en vormde aanleiding tot een onderzoek. Het LEVV vroeg zich af welke kwaliteitsindicatoren verpleegkundigen en verzorgenden op dit moment gebruiken en of zij vinden dat deze voldoen.